1
Alleen voor privé gebruik
deel 16 – 23 juli 1923
Zoals gewoonlijk gaf ik mezelf helemaal over aan de heilige Goddelijke Wil en mijn
lieve Jezus liet zien hoe Hij naar mij toe kwam om me te ontvangen in zijn
allerheiligste Wil, en Hij zei: “Mijn dochter, mijn Wil heeft voortdurend contact met
de wil van het schepsel. En als de menselijke wil de Mijne ontmoet, ontvangt die het
licht, de heiligheid, de kracht die mijn Wil bevat. Mijn Wil geeft Zichzelf voortdurend
aan het schepsel om haar het leven van de Hemel vervroegd te geven. Als ze Mij
ontvangt, blijft zij verbonden met dit hemels leven. Maar als ze niet in iedere act deze
verheven Wil ontvangt, die helemaal bedoeld is voor haar heil, om haar gelukkig te
maken, sterk, heilig, goddelijk en a.h.w. omgevormd in een dageraad van hemels
licht, blijft ze alleen met haar menselijke wil die haar zwak maakt, ellendig, vol
modder en haar omgeeft met begeerten zo walgelijk dat het medelijden opwekt. Zie je
niet, hoeveel zielen zich voortslepen. Vanwege hun zwakte, niet in staat zich zelf te
overwinnen om het goede te doen? Sommigen zijn niet in staat zich te beheersen.
Anderen zijn wispelturig als riet in de wind. Sommigen zijn niet in staat te bidden
zonder talloze keren afgeleid te worden. Anderen zijn altijd ontevreden. En weer
anderen schijnen geboren te zijn om kwaad te doen. Dit zijn allemaal zielen die geen
contact hebben met mijn Wil in al hun acten. Toch is mijn Wil er voor allen. Maar
omdat zij ervan weg lopen, krijgen zij niet het heil wat mijn Wil inhoudt. Dit is een
terechte pijn voor degenen die zo willen leven dat ze in de problemen komen.
Deze Wil van Mij echter, waarmee zij geen contact wilden hebben tijden hun leven,
om telkens zoveel gaven te ontvangen als zij Die wel wilden ontmoeten, zullen Die
tegenkomen bij hun dood en zij zullen zoveel pijn krijgen voor iedere keer dat zij Die
uit de weg gingen omdat zij door Die uit de weg te gaan, schuldig zijn geworden,
bevuild en bedekt met modder. Dus is het rechtvaardig dat zij pijn ervaren. En er
zullen zich voor hen net zo veel pijnlijke contacten voordoen als het aantal keren dat
zij geen contact hadden met mijn Wil op aarde. Maar deze pijnlijke ontmoetingen
zullen zonder verdiensten zijn, zonder aanwinsten zoals zou zijn gebeurd als zij ermee
contact hadden tijdens hun leven... Oh hoeveel gekreun van smart komt uit de
gevangenissen in het vagevuur. Hoeveel kreten van wanhoop kunnen gehoord worden
vanuit de hel, omdat er geen contact was met mijn Wil op aarde. Daarom mijn
dochter, moge jouw eerste act zijn contact krijgen met mijn Wil. Moge je eerste
gedachte en hartslag zijn contact te leggen met de eeuwige hartslag van mijn Wil
zodat je al mijn liefde mag ontvangen.
Probeer in alles voortdurend contact te leggen zodat je omgevormd mag worden in
mijn Wil en Ik in de jouwe, om je voor te bereiden voor de laatste ontmoeting met
mijn Wil in je laatste uur. Zo zul je geen pijnlijke ontmoetingen hebben na je dood”.
2
deel 16 – 24 juli 1923
Ik voelde me heel bedrukt vanwege het gemis van mijn altijd aanbiddelijke Jezus. Ik
zei bij mezelf: “Alles is voorbij voor mij. Hoeveel ik Hem ook zoek, Hij komt niet.
Wat een kwelling. Wat een martelaarschap!” Maar terwijl ik hierover dacht toonde
Jezus zich gekruisigd en legde zich op mijn arme persoontje. En een licht kwam
vanuit zijn aanbiddelijke voorhoofd en dat zei: “Mijn dochter, mijn Wil bevat heel
mijn Wezen en wie Die bezit, bezit Mij, meer dan als zij mijn voortdurende
tegenwoordigheid geniet. In feite dringt mijn Wil overal door, tot in haar intiemste
vezels en telt haar hartslagen en gedachten. Die wordt het leven van het mooiste deel
van het schepsel – haar innerlijke waaruit haar uitwendige werken voortkomen, als
vanuit een bron die haar onafscheidelijk maakt van Mij. Als mijn tegenwoordigheid
mijn Wil daarentegen niet in de ziel vindt, kan die geen leven zijn van heel haar
innerlijk en dus blijft zij a.h.w. gescheiden van Mij. Hoe veel zielen die mijn gunsten
en mijn tegenwoordigheid hebben genoten en niet in hen de volheid van mijn Wil
hebben, het licht en de heiligheid, hebben zich weer laten overspoelen door de zonde,
hebben deelgenomen aan pleziertjes en zijn van Mij gescheiden omdat die Goddelijke
Wil die de ziel onaantastbaar maakt voor de zonde, zelfs de geringste, niet in hen
was. De zuiverste heiligste en de grootste werken worden daarom tot stand gebracht
in degenen die de hele volheid van mijn Wil bezitten.
Kijk, ook in het schepsel heeft haar wil de hoogste macht in die zin dat als er een wil
is, heeft ze leven en als er geen wil is, lijkt ze op een boom die, hoewel ze stam, takken
en bladeren heeft, geen vrucht draagt. Dus in het schepsel is de wil niet de gedachte
maar die geeft leven aan de act van haar brein. De wil ìs geen oog maar geeft leven
aan haar blik, omdat, als ze een wil heeft, wil het oog zien, wil ze dingen weten.
Anders is het alsof het oog geen leven bezit. De wil ìs niet woord, maar die geeft
leven aan ieder woord. De wil is niet hand maar geeft leven aan de actie. De wil is
geen voetstap maar geen leven aan de stap. De wil is niet liefde, verlangen,
genegenheid maar geeft leven, liefde, verlangen en genegenheid. Maar dit is niet
alles. Zelfs hoewel de wil leven is van alle menselijke acten, als het schepsel die
eenmaal verricht heeft, blijft ze ontdaan van haar eigen acten, net zoals een boom vol
fruit wordt ontdaan van de vruchten door de hand van degenen die ze plukken. De
blikken die ze werpt, de gedachten die ze denkt, de woorden die ze zegt, de acten die
ze stelt blijven echter a.h.w. verzegeld in haar wil. Dus haar hand heeft gewerkt maar
haar actie blijft niet in haar handen – het gaat daar bovenuit en wie weet waar naar
toe... maar het blijft in de wil. Alles wordt daarom geschreven, gevormd verzegeld in
de menselijke wil. En als dit gebeurt in de menselijke wil, alleen omdat Ik daarin het
zaad zaaide en de gelijkenis met mijn Wil, denk eens wat mijn Wil binnenin Mijzelf
wel moet zijn en wat het zal zijn als het schepsel zichzelf in bezit laat nemen door
mijn Wil”.
3
deel 16 – 27 juli 1923
Vanmorgen liet Jezus zich op een prachtige manier zien. Hij stond op mijn hart. Hij
had er weer twee balken op gezet en erboven had Hij een boog gevormd. In het
midden had Hij een wiel vastgemaakt met twee touwen, één rechts en één links en
daaraan hing een emmertje. En Jezus liet haastig het emmertje afdalen in mijn hart.
Dan trok Hij het omhoog vol water en goot het over de wereld. Hij trok het omhoog
en goot het uit om het over de aarde te laten stromen. Het was heerlijk om Jezus te
zien werken, vol zweet, door de inspanning zoveel water omhoog te trekken... En ik
dacht bij mezelf: “Hoe is ’t mogelijk dat er zoveel water uit mijn hart komt, zelfs
ofschoon het zo klein is? En wanneer heeft Hij het daarin gedaan?
En de gezegende Jezus deed me begrijpen dat heel die apparatuur niets anders was
dan zijn Wil die met zo veel goedheid op mij had ingewerkt. Het water dat Hij
omhoog trok waren de woorden en onderrichtingen over zijn aanbiddelijke Wil die
Hij in mijn hart had geplaatst als was het een voorraad. En in zijn verlangen om de
Kerk water te geven, om Haar de kennis van zijn Wil te schenken, wat meer is dan
water, trok Hij het omhoog zodat Die vervuld zou worden zoals Hij wilde. Toen zei
Hij: “Mijn dochter, dit deed Ik in de Menswording: eerst bracht Ik in mijn lieve
Mama alle gaven aan die nodig waren om van de Hemel naar de aarde af te dalen en
dan incarneerde Ik Mezelf door de waarborg van mijn leven te vormen. Deze
waarborg kwam uit mijn Mama als leven van alles. Hetzelfde geldt voor mijn Wil.
Het is nodig dat Ik de waarborg bereid van de gaven, de effecten de wonderen en de
kennis die Die bevat. Dan als Ik eenmaal de waarborg in jou heb gevormd, zal het
zijn weg gaan en zichzelf aan de anderen schepselen geven. Kijk daarom, alles is
voorbereid – de waarborg is bijna compleet. Er is niets meer te doen dan de eerste
voor te bereiden om Die te ontvangen zodat Die niet zonder vrucht zal blijven”.
deel 16 – 30 juli 1923
Ik ging op in de heilige Goddelijke Wil en mijn lieve Jezus kwam en zei: “Mijn
dochter, iedere keer als de ziel mijn Wil binnen gaat om te bidden, te werken of
andere dingen te doen, krijgt zij veel goddelijke kleuren, de een nog mooier dan de
andere. Zie je hoeveel variatie in kleur en schoonheid de natuur bevat? Dat zijn de
schaduwen van de variatie aan kleur en schoonheid die mijn Godheid bevat. Maar
hoe krijgen planten en bloemen zulk een variatie aan kleuren? Aan wie gaf Ik de taak
zo veel verschillende planten van zo veel verschillende kleuren te voorzien? Aan de
zon. Zijn licht en warmte hebben zoveel vruchtbaarheid en variatie aan kleur dat die
de hele aarde verfraaien. En als de plant zich alleen al laat kussen door het licht,
zich laat omarmen en verwarmen, bloeit de bloem en als zij a.h.w. de kus en de
omhelzing beantwoordt, ontvangt ze de schaduw van de kleuren en vormt zo een
prachtig uiterlijk.
4
Welnu, de ziel die binnengaat in mijn Wil staat symbool voor de bloem die gereed is
om de kus en de omhelzing van de zon te ontvangen en de verschillende kleuren die
de zon bevat. En door die te beantwoorden krijgt zij de verschillende kleuren van de
goddelijke natuur. Zij is werkelijk de hemelse bloem die de Eeuwige Zon met de adem
van zijn Licht zo mooi heeft gekleurd als een parfum voor Hemel en aarde en zij
schenkt met zijn schoonheid vreugde aan de Godheid en het hele hemels hof. De
stralen van mijn Wil ontledigen haar van wat menselijk is en vervullen haar met het
goddelijke. En zo kan men in haar de prachtige regenboog van mijn eigenschappen
zien. Daarom mijn dochter, ga dikwijls binnen in mijn Wil om de tinten en de
verschillende kleuren op te nemen van de gelijkenis met je Schepper”.
deel 16 – 1 augustus 1923
Ik voelde me erg gekweld omdat mijn Zon Jezus vandaag niet opging voor mijn arme
ziel. Oh, God, wat een pijn om een dag door te brengen zonder zon. Altijd nacht!
Welnu, met een gevoel of mijn ziel doorboord werd, mocht ik kijken naar de
sterrenhemel en ik zei bij mezelf: “Hoe komt het dat mijn lieve Jezus zich mij niet
langer herinnert? Ik begrijp niet hoe de goedheid van zijn Hart het kan verdragen dat
de zon van zijn aanbiddelijke tegenwoordigheid niet opgaat, terwijl Hij me zei dat Hij
het niet kon laten om naar zijn dochtertje te komen omdat kleine kinderen niet te lang
zonder hun vader kunnen. Hun behoeften zijn zo talrijk dat de vader verplicht is om
bij hen te blijven om hen in de gaten te houden, hen te beschermen en hen te
voeden... Ach, herinnert Hij zich niet dat ik mijn “Ik heb U lief” drukte in iedere ster,
in iedere sfeer, toen Hij me buiten mezelf bracht, en mij naar boven leidde, onder het
hemelgewelf te midden van de hemelse sferen, wandelend samen met Hem... Ach,
het komt me voor dat ik mijn “Ik heb U lief” zie in iedere ster. Ach, het lijkt of die
schitteringen van licht die rondom de sterren ontstaan, samen weerklinken met mijn:
“Ik heb U lief, Jezus”. Toch luistert Hij niet, Hij komt niet, Hij laat zijn Zon niet
opkomen die al de sterren met mijn “Ik heb U lief” overschaduwt en die Hij één
maakt met zijn eigen Zon. En weer opstijgend te midden van de hemelse sferen prent
ik een nieuw “Ik heb U lief, Jezus” in. Oh, a.u.b. sterren, schreeuw het uit, laat mijn
“Ik heb U lief” weerklinken zodat Jezus wordt geraakt en naar zijn dochtertje komt,
naar de kleine banneling...
Oh, Jezus, kom, geef me uw hand, laat me binnen gaan in uw heilige Wil dat ik de
hele atmosfeer mag vullen, de blauwe hemel, het licht van de zon, de lucht, de zee,
alles, alles met mijn “Ik heb U lief” en met mijn kussen, Als U luistert moge U mijn
“Ik heb U lief” horen en het geluid van mijn kussen. Als U spreekt en ademhaalt,
moge U dan mijn “Ik heb U lief” inademen en mijn smartelijke kussen. Als u werkt,
moge dan mijn “Ik heb U lief” in uw handen stromen. Als U loopt en de grond
5
betreedt, moge mijn “Ik heb u lief” en de weergalm van mijn kussen onder uw
voetstappen zijn... Moge mijn “Ik heb U lief” de keten zijn die U naar me toe trekt en
moge mijn kussen de krachtige magneet zijn die u, of U het wilt of niet, dwingt om
degene te bezoeken die niet zonder U kan leven. Maar wie kan al mijn nonsens
verwoorden?
Welnu, terwijl ik hierover nadacht, kwam mijn aanbiddelijke Jezus, één en al
goedheid, en Hij toonde me zijn geopende Hart en zei: “Mijn dochter, leg je hoofd op
mijn Hart en rust, want je bent erg moe. Dan zullen we samen rond gaan om jou mijn
“Ik heb je lief” te tonen die voor jou verspreid zijn over de hele schepping”. Dus ik
omhelsde Hem en legde mijn hoofd op zijn Hart om te rusten waaraan ik zoveel
behoefte had. Toen ik nog steeds buiten mezelf was, maar steeds vastgehecht aan zijn
Hart, vervolgde Hij: “Mijn dochter, Ik wil dat jij, de eerstgeborene van mijn verheven
Wil, weet hoe de hele schepping, op de vleugels van mijn eeuwige Wil, mijn “Ik heb
je lief” naar de schepselen brengt. En de schepselen moeten die op dezelfde vleugels
van mijn Wil zich toe-eigenen en Mij hun “Ik heb je lief” terug geven. Kijk naar de
blauwe hemel: er is geen enkel punt zonder het zegel van mijn “Ik heb je lief” voor
het schepsel. Iedere ster en de schittering die zijn kroon vormt, is bezaaid met ieder
“Ik heb je lief” van Mij. Iedere zonnestraal die reikt naar de aarde om licht te geven
en iedere druppel licht draagt mijn “Ik heb je lief”. En omdat het licht op de aarde
valt en de mens het ziet en erover loopt, bereikt mijn “Ik heb je lief” hem in zijn ogen,
zijn mond, zijn handen en sterkt zich uit onder zijn voeten. Het ruisen van de zee
fluistert “Ik heb je lief” en de druppels water zijn als vele grondtonen die samen
murmelen en de mooiste harmonieën van mijn oneindige “Ik heb je lief” vormen. Op
de planten, de bladeren, de bloemen en de vruchten staat mijn “Ik heb je lief”
ingeprent. De hele schepping brengt de mens mijn herhaalde “Ik heb je lief”.
En de mens – hoeveel van mijn “Ik heb je lief” staat er niet ingeprent in zijn hele
wezen. Zijn gedachten dragen het zegel van mijn “Ik heb je lief” zijn hartslag in zijn
borst met dat geheimvolle tik, tik, tik is mijn nooit onderbroken “Ik heb je lief” dat
hem zegt: “Ik heb je lief...”. Zijn woorden worden gevolgd door mijn “Ik heb je lief”,
zijn bewegingen, zijn stappen en al het overige bevatten mijn “Ik heb je lief”... En
toch, te midden van zo veel golven van liefde is hij niet in staat mijn liefde te
beantwoorden. Wat een ondankbaarheid! Hoe treurig blijft mijn liefde!
Daarom mijn dochter koos Ik jou als dochter van mijn Wil zodat je als trouwe
dochter de rechten van je Vader zou verdedigen. Mijn liefde verlangt absoluut dat de
liefde van het schepsel terugkeert. In mijn Wil zul je al mijn “Ik heb je lief” vinden en
als je die volgt, zul je jouw “Ik heb je lief” indrukken in de mijne, voor jou en voor
allen. Oh, hoe gelukkig zal Ik zijn als Ik zie hoe de liefde van het schepsel zich
verenigt met de mijne. Daarom geef Ik je mijn Wil tot je beschikking – zo dat één
schepsel Mij die liefde zal teruggeven die Ik in de schepping wegschonk en de rechten
van mijn liefde zal verdedigen”.
6
deel 16 – 5 augustus 1923
Ik verenigde mijzelf helemaal met de heilig Wil van God en mijn lieve Jezus
bekleedde me met een verheven licht en zei: “Mijn dochter, als mijn verheven Wil
mijn menselijke wil niet had laten binnengaan in de Goddelijke Wil had mijn
Mensheid, heilig en zuiver als die is, de volledige Verlossing niet tot stand kunnen
brengen. Het zou mijn menselijke wil ontbroken hebben aan het vermogen om alles te
zien en dus had die niet iedereen kunnen zien. Het zou die ontbroken hebben aan
onmetelijkheid en dus kon die niet alles omarmd hebben, aan almacht en die kon niet
iedereen hebben kunnen redden, aan eeuwigheid en die zou niet alles als één punt
hebben kunnen beschouwen en zo alles goedmaken. Daarom speelde de Goddelijke
Wil de eerste rol in de Verlossing, de tweede was die van mijn Mensheid. Zonder de
Goddelijke Wil zou de Verlossing voor weinigen geweest zijn en begrensd in tijd,
omdat zonder het licht om alles te kunnen zien, waardoor iedereen bekend was, had
Ik me nooit kunnen uitstrekken naar allen. Dus om de Verlossing tot stand te brengen
deed Ik niets anders dan de deuren van de Goddelijke Wil openen voor mijn
Mensheid. – deuren die de eerste mens had gesloten. En door die vrij baan te geven
bewerkte die de Verlossing in zijn schoot. Sindsdien is niemand anders mijn
Goddelijke Wil binnengegaan om er als meester te werk te gaan in volle vrijheid,
alsof die de eigenaar was om te genieten van al de macht en het goede die Die bevat.
Mijn Wil in Mij is als de ziel voor het lichaam. En als mijn Wil doen de grootste
genade is geweest voor de heiligen die er binnen gingen als een weerspiegeling, wat
zal het dan niet zijn als je niet alleen zijn weerspiegeling opvangt maar er binnen
mag gaan en genieten van heel zijn volheid? Welnu, net zoals het bij het tot stand
brengen van de Verlossing voor mijn Mensheid en voor mijn menselijke wil nodig
was binnen te gaan in de Goddelijke Wil om het ‘Uw Wil geschiede op aarde zoals in
de Hemel’ te voltrekken, is nu nodig dat Ik weer de deuren open van mijn eeuwige
Wil, dat Ik er één schepsel laat binnengaan en Ik geef haar de ruimte om van de
grootste tot de kleinste acten alles te doen met de ver-ziendheid, onmetelijkheid en de
macht van mijn Wil.
Als je binnengaat in de Goddelijke Wil om daar je gedachten woorden, werken,
stappen, eerherstel, pijnen, liefde en dank in uit te storten, zal mijn Wil munt slaan uit
al je acten. En zij zullen het goddelijk beeld ontvangen met de waarde van goddelijke
acten die, omdat ze oneindig zijn, goed zullen kunnen maken voor allen, allen
bereiken en zij hebben zoveel autoriteit over de Godheid dat zij deze verheven Wil op
aarde doen neerdalen om het heil te brengen dat Die bevat.
Het zal net zo gaan als met metaal, goud en zilver. Totdat het beeld van de koning
erin geslagen wordt kan het geen geldswaarde krijgen. Maar zo gauw het geslagen
is, krijgt het waarde en komt het in omloop in het hele koninkrijk. Er is geen stad,
dorp of belangrijke plaats waar het niet het aanzien heeft als geld, en er is geen
7
schepsel die zonder geld kan leven... Het metaal kan verdorven zijn of kostbaar – dat
doet er niet toe. Zo lang het beeld van de koning er op geprent staat, gaat het rond in
het hele koninkrijk, geniet suprematie over alles, weigert niet om zichzelf weg te
geven aan wie ’t maar wil en er is geen plaats waar zijn weldadige effecten niet
worden gewaardeerd”.
Welnu, nadat Hij dit zei baden we samen en Jezus liet mijn intelligentie binnengaan
in zijn Wil. Samen boden we de verheven Majesteit de eer aan, de glorie, de
onderwerping, de aanbidding van alle geschapen intelligenties. Bij het contact met de
verheven Wil werd een goddelijk beeld ingeprent in de eer en aanbidding en zij
verspreidden zich over alle geschapen intelligenties als vele sprekende boodschappers
die zich plaatsen in de orde van de schepping, allen in relatie tot de verheven Wil.
Maar wie kan zeggen wat men kan zien en verstaan. Mijn liefste Jezus vervolgde:
“Mijn dochter, heb je het gezien? Alleen bij het binnengaan in mijn Wil kan dit alles
gebeuren. Ga daarom door met je blikken, woorden, je hoort en al de rest van jou er
te laten binnen gaan en je zult verrassende dingen zien”.
Dan na meer dan drie uur te hebben doorgebracht in de Goddelijke Wil, samen met
Jezus bezig met alles wat Hij me zei te doen, bevond ik me binnenin mezelf. Maar
wie kan alles zeggen? Ik ervaar dat mijn arme intelligentie er niet toe in staat is. Als
Jezus wil zal ik verder gaan. Voor dit moment zal ik hier ophouden.
deel 16 – 9 augustus 1923
Ik verenigde me met de heilig Goddelijke Wil en mijn lieve Jezus drukte me tegen
Zich aan, begon met me te bidden en toen zei Hij: “Mijn dochter, de menselijke wil
heeft de hele atmosfeer bedekt met wolken, zodanig dat dikke duisternis over alle
schepselen hangt en bijna allen lopen mank en op de tast. En iedere act die zij stellen
zonder verbinding met de Goddelijke Wil, maakt deze duisternis intenser en de mens
ziet minder omdat het Licht, de Zon van de menselijke wil, de Goddelijke Wil is.
Zonder Goddelijke Wil is er geen licht voor het schepsel. Welnu, wie werkt, bidt,
loopt etc in mijn Wil, stijgt boven deze duisternis uit en als ze werkt, bidt, spreekt,
doorboort ze deze dichte wolken en zendt lichtflitsen over de hele aarde en schokt zo
degenen die leven op de bodem van hun wil, aldus hun zielen voor bereidend om het
Licht, de Zon van de Goddelijke Wil te ontvangen. Daarom wil Ik zo graag dat je
leeft in mijn Wil – dat je een hemel van Licht kunt voorbereiden die voortdurend
lichtflitsen uitzendt die deze hemel van duisternis kan verdrijven, die de menselijke
wil boven hun hoofden heeft gevormd zodat zij, in het bezit van het Licht van mijn
Wil, dat zullen liefhebben en mijn Wil, zo geliefd, moge heersen op aarde”.
8
deel 16 – 13 augustus 1923
Ik voelde me bedrukt omdat ik mijn lieve Jezus miste. Dus begon ik te bidden dat Hij
niet langer zijn terugkeer naar mijn arme ziel zou uitstellen, want ik kon het niet
langer verdragen. Toen, tot mijn grote verrassing merkte ik hoe Hij zich vastklampte
aan mijn hals, mij in zijn armen nam, zijn gelaat tegen het mijne met een Licht dat
Hij in mijn brein wilde inbrengen. Aangetrokken tot Hem, kuste ik Hem, maar het
leek of ik dat Licht wilde afweren terwijl ik bij me zelf zei: “Ik wil geen dingen
weten. Alles wat ik wil is mijn ziel redden en Jezus alleen is voldoende om me te
redden. Al het overige is niets”. Maar Jezus raakte mijn voorhoofd aan en ik kon niet
langer tegenwerken. Dus kwam het Licht bij me binnen en Hij zei: “Mijn dochter,
wie tot een taak geroepen is, moet de geheimen, het belang, de plichten, de gaven, de
stichter kennen en alles wat bij die taak hoort. Welnu, je moet weten dat een
eenvoudig schepsel de relatie verbrak die bestond tussen de Goddelijke Wil en het
schepsel en deze breuk deed de plannen teniet die God had bij de schepping van de
mens. Welnu, een eenvoudig schepsel, de koningin Maagd voor allen – hoewel
begiftigd met veel genaden en voorrechten maar toch louter schepsel – werd de
opdracht gegeven om weer te verbinden. Zij werd getest en moest zich verbinden met
de Wil van haar Schepper, om de eerste breuk van het eerste schepsel te herstellen.
Een vrouw, de eerste – een vrouw de tweede.
Zij was Degene die haar wil met de Onze verbond, en Ons de eer, de waardigheid, de
onderwerping en de rechten van de Schepping weer terug gaf. Was het niet één enkel
schepsel die het kwaad startte en het zaad vormde van de ondergang van alle
generaties? Zo ook ontving dit ene hemelse Schepsel het begin van het heil. Door zich
te verbinden met de Wil van haar Schepper, vormde Zij het zaad van het eeuwige Fiat
wat toen een boom werd. En het eeuwige Woord voelde zich gedrongen om te rusten
in de schaduw van zijn eeuwige Wil en Hij werd ontvangen, vormde zijn Mensheid in
die maagdelijke schoot waarin zijn verheven Wil als een heersende Koning regeerde.
Zie je nu, hoe alle kwaad opduikt als het schepsel zich terugtrekt van de Goddelijke
Wil? Als Ik geen schepsel had gevonden die mijn Wil als leven had en die contact
legde met Mij, met die banden met de schepping die Ik wenste, dan zou Ik niet
gewenst hebben en Ik zou ook niet in staat geweest zijn om uit de Hemel neer te dalen
om menselijk vlees aan te nemen om de mens te redden. Daarom was mijn Mama het
begin, de oorsprong, het zaad van het “Uw Wil geschiede” op aarde zoals in de
Hemel. Omdat één schepsel het vernietigd had, was het rechtvaardig dat één schepsel
het weer op zou bouwen.
En omdat mijn Mensheid nooit scheidde van mijn Godheid, vatte Ik, op dit zaad van
mijn eigen Wil dat Ik aantrof in mijn goddelijke Moeder, het grote plan op van de
menselijke wil in de Goddelijke Wil. Met mijn menselijke wil, verenigd met de
Goddelijke was er niet één menselijke act die Ik niet met de verheven Wil in verband
bracht. Met de Goddelijke Wil was Ik Me bewust van alle acten van alle generaties.
9
Met de menselijke wil herstelde Ik die en verbond die met de eeuwige Wil. Er was
geen enkele act die Me ontsnapte en die niet door Mij bevolen werd in het
allerzuiverste Licht van de verheven Wil.
Ik zou kunnen zeggen dat de Verlossing Me weinig kostte. Mijn uitwendig leven,
pijnen van mijn passie, mijn voorbeeld, mijn Woord zou voldoende geweest zijn – Ik
zou het vlug hebben gedaan. Maar om het grote plan van de menselijke wil in de
goddelijke uit te voeren, om de relaties en verbanden die er door verbroken waren te
verbinden moest Ik heel mijn innerlijk, heel mijn verborgen leven, al mijn innerlijke
pijnen die veel talrijker en intenser waren dan mijn uitwendige pijnen en die nog niet
bekend waren inzetten... Het volstaat te zeggen dat Ik niet alleen vergeving inzette,
vergiffenis van zonden, toevlucht, redding en verdediging in de grote gevaren van het
mensenleven zoals in mijn passie, maar opnieuw de verheffing van heel zijn innerlijk.
Ik moest de Zon van de eeuwige Wil laten opkomen die met verrukkelijke macht het
hele innerlijk van de mens verbond, zelfs zijn intiemste vezels en hem moest leiden
naar de schoot van mijn hemelse Vader, a.h.w. herboren in zijn eeuwige Wil. Oh, hoe
veel gemakkelijker was het voor Mij zijn verlossing teweeg te brengen dan zijn
innerlijk te herordenen in mijn verheven Wil. Als Ik dit niet gedaan had zou de
verlossing niet compleet zijn geweest, noch een werk God waardig. Ik zou al de delen
van de mens niet vastgelegd noch geordend hebben en Ik zou in hem niet die
heiligheid hersteld hebben die verloren raakte door zich terug te trekken uit de
Goddelijke Wil en door de relatie ermee te verbreken. Het plan is al voltooid, maar
om het bekend te maken was het allereerst nodig voor de mens te weten dat hij door
mijn leven en passie vergeving en redding kon verkrijgen om hem voor te bereiden
voor de kennis, hoe Ik voor hem het grootste en belangrijkste bewerkte – hoe zijn wil
opnieuw opging in de Mijne, om hem zijn adel terug te geven en de relatie met mijn
Wil die was verbroken – en hiermee zijn oorspronkelijke toestand.
Welnu, mijn dochter, als mijn eeuwige wijsheid beschikte dat een hemels schepsel,
het heiligste van allen, het zaad van mijn heilige Wil zou bereiden waarin Ik het plan
legde om de mens opnieuw te verheffen in mijn verheven Wil, wel, door nog een
schepsel dat Ik laat binnengaan in de eeuwige regionen van mijn Wil en haar wil
verbind met de Mijne, haar verenigend met al mijn acten, laat Ik haar hele innerlijk
weer opgaan in de eeuwige zon van mijn Wil. En Ik open het veld van dit plan voor
de generaties, zodat, wie het maar wil, er binnen kan gaan om een relatie aan te gaan
met haar Schepper. En als tot nu toe de schepselen vreugde schiepen in de gaven van
de Verlossing, nu zijn zij onderweg om te genieten van de vruchten van het “Uw Wil
geschiede” op aarde zoals in de Hemel, en ook van het verloren geluk, de
waardigheid en adel, de totaal hemelse vrede, die de mens, door zijn wil te doen van
het aanschijn van de aarde liet verdwijnen. Groter genade kan Ik hem niet geven,
omdat Ik hem, door hem weer in contact te brengen met mijn Wil, hem alle gaven
weer terug gaf waarmee Ik hem verrijkte bij zijn schepping.Wees daarom aandachtig
want dit gaat over de bereiding van een groot terrein van gaven voor al je broeders”.
10
deel 16 – 16 augustus 1923
Ik dacht bij mezelf: “Waarom is de gezegende Jezus zo geïnteresseerd en verlangt en
heeft Hij zo graag dat zijn Wil wordt gedaan? Hoeveel glorie kan Hij ontvangen van
een arm en verdorven schepsel dat van haar wil overdraagt aan zijn allerhoogste,
heiligste en zeer aanbiddelijke Wil?”
Welnu, hierover peinzend zei mijn aanbiddelijke Jezus met onuitsprekelijke tederheid
en liefde: “Mijn dochter, wil je weten waarom? Omdat mijn liefde, mijn verheven
goedheid zo groot is dat telkens als het schepsel mijn Wil doet en werkzaam is omdat
Ik het verlang, Ik haar van mijn eigen Wil geef en om haar altijd van Mijn Wil te
geven, verlang Ik dat zij mijn Wil doet. Daarom, de reden waarom en mijn
belangstelling, waarom Ik wil dat zij mijn Wil doet is om gelegenheid en middelen te
vinden om altijd te kunnen geven. Het is mijn liefde die niet stil wil staan. Die wil
altijd voortgaan, naar het schepsel toevliegen – om wat te doen? Om te geven. En
door mijn Wil te doen komt zij dichter bij Mij en Ik bij haar. En Ik geef en zij neemt.
Als ze er daarentegen niet aan werkt om mijn Wil te doen, houdt zij afstand van Mij,
zij wordt a.h.w. vreemd voor Mij en daarom kan zij niet aannemen wat Ik haar wil
geven. En als Ik haar van het mijne wil geven, zou het giftig zijn en onverteerbaar
voor haar, omdat haar verhemelte, ruw en vervuild door de menselijke wil haar niet
zou toestaan om de goddelijke gaven te proeven of te waarderen. Vandaar al de
interesse omdat Ik altijd van het mijne wil wegschenken.
Mijn glorie is dus mijn eigen glorie die Ik ontvang door het werk van het schepsel dat
mijn Wil doet. Het is een glorie die uit de Hemel neerdaalt en weer opstijgt direct
naar de voet van mijn troon, vermenigvuldigd door de Goddelijke Wil die door het
schepsel is beleefd. De glorie daarentegen die degene die niet mijn Wil doen Mij
kunnen geven, als er al zouden bestaan, zou een glorie zijn die Mij vreemd is, die
dikwijls zover gaat dat Ik ervan walg. Bovendien, als het schepsel eraan werkt om
mijn Wil te doen en Ik haar van het mijne geef, verenig Ik dat werk met mijn
heiligheid, mijn macht en wijsheid, de schoonheid van mijn werken, een niet te
berekenen en oneindige waarde”. Ik zou kunnen zeggen dat dit vruchten zijn van mijn
landerijen, werken van mijn hemels koninkrijk, glorie van mijn familie en van mijn
wettige kinderen. Dus hoe zouden zij Me niet behagen? Hoe zou Ik niet de
verrukkelijke macht van mijn verheven Wil kunnen ervaren in die werken van het
schepsel dat alleen werkt om mijn Wil te doen? Oh, als allen toch eens het heil ervan
zouden kennen, zij zouden zich niet laten misleiden door hun eigen wil”.
11
deel 16 – 20 augustus 1923
Ik dacht bij mezelf: “Mijn goede Jezus zegt veel prachtige dingen over zijn Wil en
hoe er geen groter, hoger en heiliger iets is dan de ziel die Hij roept tot het leven in
zijn Wil. Als dat zo was, wie weet hoeveel prachtige dingen ik zou doen hoeveel
verbazingwekkende dingen, ook zichtbaar. Er bestaat daarentegen niets lieflijks of
opvallends. Ik voel me eerder de meest verachtelijke en de meest onbetekende van
allen die niets goeds doet, terwijl de heiligen – hoeveel goed deden zij niet?
Verbazingwekkende dingen, wonderen... Toch zegt Hij dat wie in zijn Wil leeft alle
heiligen achter zich laat”.
Welnu, terwijl deze en andere gedachten door mijn hoofd gingen, bewoog Jezus in
mijn binnenste en met zijn gebruikelijke Licht zei Hij: “Mijn dochter, als een
heiligheid persoonlijk is, in tijd en plaats, bevat die meer uitwendige wonderen om
die personen, tijden en plaatsen aan te trekken om de genade en het heil te ontvangen
dat die heiligheid bevat. Daarentegen is de heiligheid van het leven in mijn Wil geen
persoonlijke heiligheid, toegekend om goed te doen op bepaalde plaatsen, aan
bepaalde mensen en op bepaalde tijden. Het is eerder een heiligheid die goed doet
voor allen, in alle tijden en op alle plaatsen. Het is een heiligheid die belicht blijft
door de eeuwige zon van mijn Wil die bij allen binnendringt en Licht is zonder
woorden, vuur zonder hout, zonder misbaar, zonder rook. Maar desondanks houdt
Die niet op zeer majestueus te zijn, zeer mooi en vruchtbaar. Zijn Licht is zuiverder,
zijn warmte intenser en het ware beeld ervan is de zon die onze horizon verlicht – Die
verlicht alles, maar zonder misbaar. Die is Licht maar zonder spreken, die zegt tegen
niemand iets – het heil wat die brengt, de zaden die die voortbrengt, het leven dat die
geeft aan de planten en hoe die de vervuilde lucht zuivert met zijn warmte en alles
vernietigt, wat giftig kan zijn voor de hele mensheid. Het is zo stil dat zij, zelfs
ofschoon zij het in zich hebben, er geen aandacht eraan besteden. Maar desondanks
houdt het niet op majesteitelijk te zijn en prachtig en het gaat door goed te doen voor
allen. En als de zon zou ontbreken zou iedereen hierover wenen, omdat het grootste
wonder van vruchtbaarheid en behoud van de hele natuur zou ontbreken.
De heiligheid van leven in mijn Wil is meer dan de zon. Een ziel die oprecht is en
totaal geordend in mijn Wil is meer dan een leger in slagorde. Haar intelligentie is
geordend en verbonden met de eeuwige intelligentie. Haar hartslag, gevoelens,
verlangens zijn geordend door eeuwige banden. Daarom zijn haar gedachten, wil en
haar hele innerlijk een leger van boodschappens die van haar uitgaan en Hemel en
aarde vullen. Zij zijn sprekende stemmen. Zij zijn wapens die allen verdedigen, op de
eerste plaats hun God. Zij brengen heil aan allen. Zij zijn de ware hemelse en
goddelijke militie die de verheven Majesteit binnenin zich paraat houdt, altijd bereid
voor al zijn bevelen.
12
En dan is er het voorbeeld van mijn Mama, ware heiligheid van het leven in mijn Wil,
haar innerlijk totaal verborgen in de eeuwige zon van de verheven Wil. Zij moet de
koningin van de heiligheid van de heiligen zijn en moeder en draagster van mijn
leven voor allen en daarom van alle heil. Zij blijft a.h.w. verborgen in allen en brengt
het heil zonder zich kenbaar te maken. Meer dan een stille zon bracht zij Licht zonder
woorden, vuur zonder misbaar, heil zonder zich te onthullen.
Er bestond geen heil dat niet van Haar kwam. Er was geen wonder dat niet uit Haar
voortkwam. Door in mijn Wil te leven, leefde zij verborgen in allen, en Zij was en is
de oorsprong van het heil van allen. Zij was zo verrukt in God, zo gehecht en
geordend in de Goddelijke Wil dat heel haar innerlijk zwom in de zee van de eeuwige
Wil. Zij was zich bewust van het innerlijk van alle schepselen en zij plaatste daarin
haar eigen innerlijk om dat te herordenen voor het aanschijn van God. Het was
precies het innerlijk van de mens, meer dan de buitenkant, die groter behoefte had
om herschapen te worden en opnieuw geordend. En aldus leek het, terwijl Ze het
grootste deel moest doen of Ze het minste deed, terwijl Ze de oorsprong was van
zowel het uiterlijk als het innerlijk heil. Toch leek het of Zij geen grote of
verbazingwekkende dingen deed. Meer dan de zon bewoog Zij zich onopgemerkt en
verborgen in de wolk van Licht van de Goddelijke Wil zodat de heiligen die zich zelf
gaven ogenschijnlijk meer verbazingwekkende dingen deden dan mijn eigen Mama.
En toch, wie zijn de grootste heiligen vóór mijn hemelse Mama? Zij zijn slechts
sterretjes vergeleken bij de zon. Maar zelfs al deed Zij geen verbazingwekkende
dingen, Zij bleef ook zichtbaar, majestueus en schoon, amper zwevend boven de
aarde, helemaal gericht op die eeuwige Wil die Zij bekoorde en verrukte met grote
liefde en hevigheid om Die van de Hemel naar de aarde over te brengen en Die de
mensenfamilie zo bruut naar den hoge had verbannen. En met haar hele innerlijk
geordend in de Goddelijke Wil gaf Zij geen tijd aan de tijd. Of Ze nu dacht, of haar
hart nu klopte, of Ze ademde en al het andere wat Ze deed – dit waren alle
bekoorlijke banden om het eeuwige Woord naar de aarde te trekken. En Zij won
inderdaad en Zij deed het grootste wonder dat niemand anders kan doen.
Dit is jouw taak, mijn dochter: Mij te bekoren, Mij zo te binden aan jouw innerlijk,
helemaal herordend in de verheven Wil, om Die zo over te brengen van de Hemel
naar de aarde, zodat Die bekend zal zijn en leven zal hebben op aarde zoals in de
Hemel. Over al het overige hoef je geen zorgen te maken. Wie het belangrijkste deel
moet doen, hoeft het minder belangrijke niet te doen. Integendeel, het veld wordt aan
anderen gegeven, zodat zij het minder belangrijke deel kunnen doen, om werk te
geven aan allen. Ik weet wat nodig is – tijd, plaats en mensen – en als Ik mijn
grootste werken moet bekend maken, ook nog de zichtbare wonderen. Ga jij altijd
maar voort met je vlucht in mijn Wil, vul Hemel en aarde en bekoor Mij zo dat Ik niet
kan weerstaan om het grootste wonder te doen – dat mijn Wil regeert te midden van
de schepselen”.
13
deel 16 – 28 augustus 1923
Ik voelde me zeer gekweld omdat ik mijn lieve Jezus zo miste. Hoe ik Hem ook riep
en bad, Hij verwaardigde zich niet om terug te keren naar zijn bannelingetje hier
beneden. Oh hoe moeilijk is mijn ballingschap! Mijn arme hart was angstig vanwege
de pijn die het voelde omdat Degene die haar leven uitmaakt ver van me vandaan
was. Maar terwijl ik verlangde naar zijn terugkeer, kwam mijn biechtvader en op dat
moment, na zo lang wachten, bewoog Jezus in mijn binnenste, nestelde zich in mijn
hart en liet zich zien. En ik zei Hem: “Mijn Jezus kon U niet eerder komen? Nu moet
ik gehoorzamen. Als het U belieft komt U dan als ik U ontvang in het allerheiligst
sacrament. Dan zullen we weer alleen zijn en zullen we vrij zijn om samen te zijn”.
En Jezus zei met een waardige en neutrale blik: “Mijn dochter, wil je dat Ik de orde
van mijn wijsheid te niet doe en dit gezag van mijn Kerk weg neem?” En dit zeggend,
liet Hij me delen in zijn pijnen. Nadien zei ik hem: “Maar zeg me mijn Liefde
waarom komt U niet? U liet me zo lang wachten dat ik bijna de hoop op uw terugkeer
kwijt raakte. En vanwege deze pijn, streed mijn hart op leven en dood”. En Jezus, één
en al goedheid: “Mijn dochter, Ik heb jou eigenaar gemaakt van mijn Wil en Ik wil
niet alleen dat je Die bezit, maar dat je Die ook kunt behouden, ontwikkelen, en
uitbreiden zodat Die vermenigvuldigd wordt. Daarom dienen pijnen, verstervingen,
waakzaamheid, geduld en ook Mij te moeten missen, om Die uit te laten breiden en de
grenzen van mijn Wil in jouw ziel te behouden.
Het is niet voldoende om te bezitten – maar om te kunnen bezitten. Waarvoor dient
het dat de mens een land bezit als hij geen zorg draagt voor het zaaien, bewerken en
onderhouden om dan de vruchten te oogsten van zijn harde werken? Als hij zijn bezit
niet bewerkt, zelfs al bezit hij het, zou je kunnen zeggen dat hij niets te eten heeft.
Daarom is het niet het bezit dat de mens rijk en gelukkig maakt maar in staat zijn
goed te beheren wat hij bezit. Hetzelfde geldt voor mijn genaden, mijn gaven en
vooral mijn Wil die Ik in jou vestigde als een Koningin. Die verlangt van jou het
voedsel, het werk van je pijnen, van je acten. Ik verlang jouw wil, hieraan volledig
onderworpen om Die en alles de eer en hoffelijkheid te bewijzen die een Koningin
toekomt. En in alles wat je doet en lijdt zal Die het voedsel gereed houden voor je
ziel. En zo, jij aan de ene kant en mijn Wil aan de andere, zullen de grenzen van mijn
verheven Wil zich binnenin jou uitbreiden”.
deel 16 – 2 september 1923
Ik voelde me erg verbitterd omdat ik mijn aanbiddelijke Jezus miste, vooral omdat hij
zich toonde als in een bliksemflits en Hij me buiten mezelf trok en me dan
ontvluchtte in een oogwenk terwijl ik gedwongen werd naar tragische en
14
deprimerende dingen te kijken, naar geruchten van oorlogen alsof zij Italië wilden
innemen. Regeringsleiders die andere leiders benaderen die grote sommen geld
aanboden om hen te strikken in het net van de oorlog... In januari van dit jaar, toen ik
op een dag veel te lijden had, had Jezus me verteld dat Hij me liet lijden om de naties
te verlichten die omdat ze een oorlog wilde beginnen, andere daarin mee wilden
slepen en hun grote sommen geld aanboden om hen aan hun kant te krijgen. Wat een
pijn was het voor mij om buiten mezelf te gaan om lijdende mensen te zien en nog
een oorlogsgebied dat werd bewapend, zonder Jezus bij me te hebben om iets tegen
Hem te zeggen, om zelfs met pijnen als inzet, van Hem barmhartigheid af te smeken
voor de ongelukkige mensheid.
Ik bracht verscheidene dagen in deze toestand door en mijn hart kon het niet langer
aan. Ik voelde niet alleen de pijn van het gemis van Jezus, maar een andere pijn zo
hevig dat ik die zelf niet kon verklaren. Toen hij zich liet zien en zich vastklampte
aan mijn hart op zoek naar rust en toevlucht, want Hij kon het niet meer verdragen,
drukte ik Hem tegen me aan en ik zei: “Mijn leven, mijn Jezus, zeg me waar heb ik U
beledigd dat U niet komt? Wat is deze pijn, het ergste van alle pijnen van gemis dat
mij kwetsten me van U verwijdert?” En Jezus heel gekweld zei me: “Mijn dochter,
heb je je wil gebruikt om Me in iets te beledigen, omdat je bang bent dat Ik Me van
jou verwijder?
En Ik: “Nee mijn Jezus. Ik zou liever sterven dan U mishagen” En Jezus: “Een
dochter die altijd bij haar vader is geweest moet aandacht hebben voor de geheimen,
de manier en de redenen waarin hij haar laat delen. Ik ben al zo lang bij jou geweest
en jij kent nog steeds niet de redenen die Mij dwingen Me terug te trekken? Maar je
hebt begrepen ook vanuit het ernstige kwaad dat je zag, wanneer Ik gewoonlijk naar
je toe kwam als in een flits, je uit jezelf trok en je alleen liet om rond de aarde te
gaan. Hoe veel tragiek heb je niet gezien? En als toppunt de grote
oorlogsvoorbereidingen die de landen aan ’t maken zijn... Afgelopen jaar trok
Frankrijk het eerst aan de bel tegen Duitsland. Italië optrekkend tegen Griekenland
was de tweede. Dan zal er weer een land komen dat als derde aan de bel trekt om op
te roepen voor de strijd. Wat een verraad! Wat een koppigheid! Daarom kan mijn
rechtvaardigheid zo veel koppigheid niet langer verdragen en het dwingt Mij Me van
je los te maken om vrij te zijn in mijn aanpak. En de pijn die je in je hart voelt,
bovenop de pijn om Mij te moeten missen, is niets anders dan de pijn van de
mensheid die van Mij gescheiden is. Het is inderdaad een vreselijke pijn, zo erg dat
mijn hart ineen krimpt en bang wordt. En nu, vanwege de band die je met Mij hebt,
blijf je verbonden met de mensenfamilie en jijzelf wordt gedwongen deze pijn te
voelen – de generaties mensen die zich afscheiden van Mij met hun vreselijke zonden.
Wees moedig, verlies de moed niet! Laat Me mijn rechtvaardigheid de vrije loop
geven en dan zal Ik weer bij je zijn en we zullen samen bidden en wenen over het lot
van de mens. Dan zal hij niet langer over de aarde zwerven, maar terugkeren naar
zijn God”.
15
deel 16 – 6 september 1923
Ik voelde me neergeveld door de pijn vanwege het gemis van mijn lieve Jezus. Het
kwam mij voor dat zelfs zijn flitsen, zijn schaduw aan ’t verminderen is, mijn enige
steun als ik Hem mis die als dauwdruppels het plantje van mijn ziel, verbrand en
verwelkt door het gemis, steunen en het een levens draad geven om niet te sterven.
Toch was ik overgegeven aan Zijn Wil, en ik probeerde zoveel ik kon mijn innerlijke
acten voort te zetten zoals ik gewoon was om met Jezus op te vliegen in zijn
allerheiligste Wil. Maar oh, hoe anders deed ik die. Ik deed ze slecht, niet alles
geordend om mijn God aan allen te geven. Dus zei ik in mijn binnenste: “Mijn Jezus,
in uw Wil verenig ik mijn gedachten met de uwe en omdat uw gedachten circuleren
in iedere geschapen intelligentie, wil ik aan U iedere gedachte de liefde van uw
intelligentie aan de uwe onttrekken, om iedere gedachte van het schepsel te brengen
binnenin de vlucht der liefde. Deze vlucht stijgt op te Hemel, voor de verheven
Majesteit en zich vermengend met de eeuwige Liefde trekt de Liefde van de
allerheiligste Drie-eenheid naar de aarde, over alle schepselen.
Welnu, terwijl ik dit deed en ook andere dingen, bewoog mijn aanbiddelijke Jezus in
mijn binnenste en zuchtend zei Hij: “Mijn dochter, je kunt niet zonder Mij, maar zelfs
nog minder kan Ik zonder jou. Alles wat je in je hart ervaart ben Ik. Je verlangens, je
zuchten, het martelaarschap dat je van Mij beroofd wordt, dat ben Ik. Het is mijn
hartslag die in jou klopt, die mijn pijnen naar je toe brengt, terwijl Ik Me voor jou
verberg. En dus, als liefde niet langer kan weerstaan en de rechtvaardigheid
overtreft, dwingt die Mij Mezelf te onthullen”. En terwijl Hij dit zei toonde Hij
Zichzelf. Mijn God, mijn God, wie kan zeggen hoe ik me voelde als herboren? Toen
voegde Hij eraan toe: “Mijn dochter, jij gaf Mij een verblijf in jou op aarde en in de
Hemel houd Ik jou binnen in mijn Hart. Dus terwijl je op aarde bent, ben je met Mij
in de Hemel. De Godheid schept vreugde in het dochtertje van de verheven Wil,
terwijl Hij haar bij Zich heeft in de Hemel. En omdat Wij ons dochtertje in de Hemel
en op aarde hebben, is het voor Ons niet de moeite waard om de aarde te vernietigen,
zoals de rechtvaardigheid zou willen doen omdat de schepselen het verdienen.
Hoogstens zullen vele steden verdwijnen. De aarde zal veel afgronden openen op
verschillende plaatsen en landen en mensen doen verdwijnen. En oorlogen zullen die
sterk verzwakken, maar uit respect voor ons dochtertje zullen We die niet vernietigen
omdat Wij haar de taak gegeven hebben onze Wil te doen leven op aarde. Houd
daarom moed, verlies de moed niet te veel gedurende mijn afwezigheid. Weet dat Ik
het niet te lang volhoud Mij niet te laten zien. Ikzelf kan dit niet en jij zult nooit, nooit
ophouden mij te beminnen, niet alleen voor jezelf maar ook voor al je geliefde
broeders.
Wil je in feite weten waarom Adam zondigde? Omdat hij vergat dat Ik hem liefhad en
hij vergat Mij te beminnen. Dit was het eerste zaad van zijn val. Als hij bedacht had
dat Ik hem zo zeer beminde en dat hij verplicht was Mij lief te hebben, zou hij nooit
16
besloten hebben Mij niet te gehoorzamen. Dus eerst hield de liefde op en toen de
zonde. En zo gauw hij ophield zijn God lief te hebben, hield de ware liefde voor
zichzelf op. Zijn ledematen en krachten kwamen tegen hem in opstand. Hij verloor het
beheer, orde en hij werd bang. En dit niet alleen maar de ware liefde voor andere
schepselen hield op, omdat Ik hem geschapen had met dezelfde liefde die heerste
tussen de goddelijke Personen waar de één het beeld van de ander moest zijn, het
geluk, de vreugde en het leven van de ander. Daarom hechtte Ik, toen Ik op aarde
kwam, het grootste belang aan hun liefde voor elkaar zoals zij werden bemind door
Mij om hun mijn eerste liefde te geven, om de liefde van de allerheiligste Drieeenheid
te laten ademen over de aarde. Vergeet daarom nooit, in alle pijn en gemis
dat Ik je heel erg bemin om zo nooit te vergeten Mij te beminnen. En als dochter van
onze Wil heb je de taak Mij te beminnen in naam van allen. Op deze wijze zul je
geordend blijven en je zult niets vrezen.
deel 16 – 9 september 1923
Toch had ik nog een grote angst: wie weet dat het niet mijn aanbiddelijke Jezus was
die zich verwaardigde tot Mij te spreken en me zoveel verheven waarheden toonde,
vooral over de Goddelijke Wil, maar de duivel om mij te bedriegen. En terwijl het
leek of hij mij verhief tot grote hoogte met zoveel waarheden liet hij mij in de
afgrond vallen. En ik zei bij mezelf: “Mijn Jezus, bevrijd me uit de handen van de
vijand. Ik wil niets weten. Mijn enige zorg is de redding van mijn ziel”.
En de gezegende Jezus bewoog in mijn innerlijk en zei: “Mijn dochter, waarom ben
je bang? Weet je niet dat datgene wat de helse slang het minste kent over Mij mijn
Wil is? Omdat hij Die niet wilde doen en door Die niet te doen, kende hij Die niet en
beminde hij Die niet. En nog minder drong hij door in de geheimen van mijn
ondoorgrondelijke Wil om de uitwerkingen en de waarde van mijn Wil te kennen. En
als hij die niet kent, hoe zou hij er dan over kunnen spreken? Nog sterker, wat hij het
meest verafschuwt is dat het schepsel mijn Wil doet. Hij maakt zich geen zorgen of de
ziel bidt, biecht, te communie gaat, boete doet of wonderen, maar wat hem het meest
raakt is dat de ziel mijn Wil doet, omdat als hij in opstand komt tegen mijn Wil in hem
de hel geschapen wordt – deze ongelukkige toestand, de woede die hem verteert.
Daarom is mijn Wil de hel voor hem en iedere keer als hij ziet dat de ziel zich
onderwerpt aan mijn Wil en zijn kwaliteiten, waarde en heiligheid kent, ervaart hij
hoe de hel wordt verdubbeld, omdat hij ziet hoe hij het paradijs, het geluk en de
vrede is kwijt geraakt die in de ziel worden geschapen. En hoe meer mijn Wil bekend
wordt hoe gekwelder en woedender hij is.
Dus hoe zou hij jou kunnen spreken over mijn Wil als dat zijn hel uitmaakt? En als hij
tot jou zou spreken, zouden zijn woorden de hel in jou teweeg brengen, want Hij kent
mijn Wil alleen om Die te haten! En iets wat gehaat wordt brengt nooit geluk en
17
vrede. Bovendien is zijn woord zonder genade en dus kan hij nooit de genade
verlenen om mijn Wil te doen”.
deel 16 – 14 september 1923
Ik overwoog hoe alle dingen rondom de zon draaien: de aarde, wijzelf, alle
schepselen, de zee, de planten – kortom alles. Wij draaien allen rondom de zon. En
omdat wij om de zon draaien worden wij verlicht en krijgen wij warmte. Dus stort die
zijn brandende stralen over alles en door er omheen te cirkelen genieten wij en de
hele schepping van zijn licht en ontvangen gedeelten van de uitwerking en het goede
dat de zon bevat. Welnu, hoeveel wezens cirkelen er niet rondom de goddelijke Zon?
Iedereen: de engelen, heiligen, de mensen en alle geschapen dingen, zelfs de
Koningin Moeder – Doet Zij immers niet de eerste omwenteling, waarin Zij, snel er
om heen cirkelend, al de reflecties van de eeuwige Zon opneemt?
Welnu, terwijl ik dit overwoog bewoog mijn goddelijke Jezus in mijn binnenste en
Zich tegen me aandrukkend zei Hij: “Mijn dochter, dit was precies het doel
waarvoor Ik de mens schiep: dat hij altijd rondom Mij zou cirkelen en Ik moest als
het centrum van zijn omwenteling als een Zon, in hem mijn Licht, mijn liefde, mijn
gelijkenis en al mijn geluk weerspiegelen. Bij iedere omwenteling van hem, moest Ik
hem steeds nieuwe tevredenheid schenken, nieuwe schoonheid, vurige pijlen.
Vóór de mens zondigde, was mijn Godheid niet verborgen omdat hij door rondom
Mij te cirkelen, mijn weerspiegeling was en daarom was hij het kleine licht. Dus was
het a.h.w. natuurlijk dat, terwijl Ik de grote Zon was, het kleine lichtje de
weerspiegeling van mijn Licht ontving. Maar zo gauw hij zondigde, hield hij op
rondom Mij te cirkelen. Zijn lichtje werd donker, hij werd blind en verloor het licht
om mijn Godheid te kunnen zien in zijn sterfelijk vlees, in zoverre een schepsel dat
kan. Dus toen Ik de mens kwam verlossen, nam Ik sterfelijk vlees aan om gezien te
worden, niet alleen omdat de mens had gezondigd in het vlees en Ik daarom moest
boeten in het vlees, maar omdat hij geen ogen had om mijn Godheid te kunnen zien.
In feite kon mijn Godheid die woonde in mijn Mensheid slechts enkele lichtstralen
vanuit mijn Godheid loslaten, als bliksemflitsen.
Kijk eens wat de zonde een groot kwaad is: voor de mens betekent het dat hij zijn
omwenteling rondom zijn Schepper verliest, het doel van de schepping te niet doet,
dat hij veranderd wordt van Licht in duisternis, van mooi in lelijk. Het is zo’n groot
kwaad dat Ik, ondanks de Verlossing, niet in staat was in hem de ogen weer in staat
te stellen om mijn Godheid te zien in zijn sterfelijk vlees maar pas als dit vlees van de
mens, uit elkaar gevallen en door de dood verpulverd, weer zal verrijzen op de dag
van het oordeel.
18
Wat zou er gebeuren als de hele schepping zijn omwenteling rondom de zon niet meer
zou kunnen voltrekken? Alles zou in chaos veranderen. Alles zou licht, harmonie en
schoonheid verliezen; alles zou tegen elkaar botsen en zelfs als de zon er zou zijn, zou
de zon, omdat niets er omheen zou cirkelen, als dood zijn voor de hele schepping.
Welnu, vanwege de erfzonde verloor de mens de omwenteling rondom zijn Schepper
en daarom verloor hij orde, zelfbeheersing en licht. En telkens als hij zondigt, cirkelt
hij niet alleen niet rondom zijn God, maar zelfs niet rondom de gaven van de
Verlossing die, als een nieuwe Zon, hem vergeving schonk, toevlucht en redding.
Maar weet je wie er nooit ophoudt met haar omwenteling? De ziel die mijn Wil doet
en er in leeft. Zoals gewoonlijk stopt zij nooit en zij ontvangt al de weerspiegelingen
van mijn Mensheid en ook de lichtflitsen van mijn Godheid”.
deel 16 – 21 september 1923
Ik voelde me verbitterd omdat ik mijn lieve Jezus miste. Alles leek voorbij voor mij
met bijna geen hoop dat Hij terug zou keren naar zijn kleine en arme banneling. Ik
voelde mijn hart breken van de pijn bij de gedachte dat ik Degene die zijn leven met
mij geleefd had en daarom mijn eigen leven vormde, nooit meer terug zou zien. Maar
nu was mijn leven verdwenen en van mij gescheiden... Mijn Jezus, hoe wreed
vermoordt U mij! Zonder U voel ik de pijnen van de hel – terwijl ik sterf, word ik
gedwongen te leven...!
Welnu, terwijl ik in deze pijnlijke toestand was, bewoog mijn aanbiddelijke Jezus in
mijn binnenste, strekte één arm uit, hield me stevig vast om me het leven terug te
geven en zei: “Mijn dochter, mijn Wil wilde rechtvaardigheid brengen in jou. Dit was
nodig om je trouw te testen, omdat al mijn eigenschappen in al mijn werken
samenwerken. En als alle geslachten alles zullen zien wat Ik in jou heb ingestort,
zullen zij, verrast, zeggen: “Hoe kon zij dit alles doen, na alle genaden die Hij haar
gaf? Mijn rechtvaardigheid zal de beproevingen laten zien die Ik je liet ondergaan en
zal hun zeggen: Ik liet haar door het vuur van mijn rechtvaardigheid gaan en Ik
constateerde dat ze trouw was. Daarom is mijn liefde doorgegaan.
Sterker nog, je moet weten dat mijn liefde de eerste was die je rechtvaardig maakte.
Hoe veel beproevingen liet die je doormaken om zeker te zijn van jouw liefde? Het
tweede was het kruis dat strenge rechtvaardigheid in jou schiep, in zoverre dat mijn
wil, aangetrokken door mijn liefde en het kruis, in je wilde afdalen om je erin te laten
leven. Maar ook mijn Wil wilde niet overtroffen worden door mijn liefde en mijn kruis
en om meer zeker te zijn, trok Die zich jaloers terug, maakte je rechtvaardig om te
zien of je zonder Mij je vlucht in mijn Wil zou voortzetten”.
19
Toen ik dit hoorde zei ik: “Ach, hoe kon ik die vlucht voortzetten zonder U? Ik miste
Licht en als ik begon, kon ik niet stoppen, omdat Degene die alles aanwezig maakte
voor mij, en mij werkzaam liet zijn voor allen, niet bij me was en mij toestond om
alle relaties te leggen tussen de Schepper en de hele schepping. Mijn brein zwom in
een lege ruimte en vond niemand. Hoe kon ik dit doen?” En Jezus: “Er aan beginnen
was voor jou het doen en de pijn dat je het niet af kon maken was de voltooiing.
Daarom vraagt het moed en trouw. Met een kleine beproeving is men altijd meer
overtuigd en zeker. Bovendien, als zelfs mijn Koningin Moeder deze beproevingen
niet werden bespaard, zou jij er dan van worden vrijgesteld?”
Na enige tijd kwam Hij weer terug en Hij toonde zich binnenin mij, midden in een
cirkel, waarop Hij de zielen uitnodigde om hen op die cirkel te laten lopen. Ik ging er
ook op lopen om er nooit meer af te gaan en mijn aanbiddelijke Jezus zei: “Mijn
dochter, deze cirkel is mijn eeuwige Wil die het grote wiel van de eeuwigheid omvat.
Alles wat bestaat in deze cirkel is niets anders dan alles wat mijn Mensheid deed in
de Goddelijke Wil om te bewerkstelligen dat mijn Wil op aarde zou geschieden zoals
in de Hemel. Alles wordt voorbereid en gedaan. Wat overblijft is niets anders dan de
deuren te openen en het bekend te maken zodat de mens Het in bezit kan nemen. Er
werd over Mij gezegd, toen Ik op aarde kwam om de mens te verlossen, dat Ik de
redding en de ondergang van velen zou zijn. Hetzelfde zal nu gezegd worden – dat
deze Wil van Mij zal zijn ofwel grote heiligheid – omdat mijn Wil absolute heiligheid
is – ofwel ondergang van velen... kijk, terwijl je rondgaat op deze cirkel is het nodig
naar binnen te kijken, nooit naar buiten, omdat er binnenin Licht is, kennis, mijn
kracht en mijn acten als hulp, aantrekkingskracht en leven, om het leven van mijn Wil
op te nemen. Buiten deze cirkel is er niets van dit alles. De schepselen zullen er
duisternis aantreffen en zullen in de afgrond vallen.
Wees daarom aandachtig, houd je blik altijd gericht op mijn Wil en je zult er je zelf
aantreffen in de volheid van de genade van het leven in mijn Wil”.
deel 16 – 4 oktober 1923
Ik had het gevoel dat ik werd verpletterd door de pijn Jezus te moeten missen met de
droevige gedachte dat Hij niet meer naar mij toe zou komen. Oh, hoe diep kwam de
gedachte binnen dat ik nooit meer Degene zou zien die mijn leven vormt, mijn geluk,
al mijn heil. Terwijl ik hierover dacht, bewoog mijn lieve Jezus in mijn binnenste en
zei: “Mijn dochter, hoe kan Ik je verlaten als mijn Wil gevangen wordt gehouden in
je ziel en leven gevend aan al je acten, het leven draagt als in zijn eigen centrum?
Dus mijn leven bevindt zich in één punt van de aarde. Ach, als dit leven van Mij op
aarde daar niet was, zou mijn rechtvaardigheid zich met zo’n razernij uitstorten dat
die vernietigd zou worden”. Toen ik dit hoorde zei ik: “Mijn Jezus, Uw Wil is overal
20
er is geen plaats waar Die niet is, en U zegt dat Die in mij gevangen wordt
gehouden?” En Jezus: “Die is inderdaad overal met zijn onmetelijkheid overal te zien
en almachtig. Als een Koningin onderwerpt Die alles aan zich en staat niet toe dat
iemand aan zijn heerschappij ontsnapt. Maar als leven waarin het schepsel haar
leven vormt, om haar leven te leven in het leven van mijn Wil en het leven van de
Goddelijke Wil te vormen op aarde, bestaat Die niet. Voor velen die het niet doen, is
het alsof mijn Wil niet bestaat... Het is net alsof iemand water in zijn kamer heeft,
maar het niet wil drinken of vuur maar hij wil zich niet warmen, of brood dat hij niet
wil eten. Ondanks het feit dat hij in zichzelf al deze elementen bezit die de mens leven
kunnen geven, door die niet tot zich te nemen, kan hij sterven van dorst, kou of
honger. Anderen nemen die zelden en zijn zwak en ziek. Anderen iedere dag en ze zijn
gezond en sterk. Daarom hangt alles af van het bezit van ‘t goede – of de menselijke
wil het zal willen nemen of niet, en hoe hij het wil nemen. En afhankelijk van of hij
het gebruikt, komt de uitwerking ervan. Dat is mijn Wil. Om leven van de ziel te
worden, moet ze haar wil laten verdwijnen in de Mijne. Haar wil moet niet langer
werkzaam zijn. Mijn Wil moet alles overnemen in haar acten als de primaire act. En
zo geeft Die zichzelf aan de ziel, nu eens als water om haar dorst te lessen met haar
goddelijk en hemels water; dan weer als vuur, niet alleen om haar te verwarmen
maar om te vernietigen wat menselijk is in haar en om in haar het leven van mijn Wil
weer op te bouwen. Dan weer als voedsel om haar te voeden en haar sterk en stevig
te maken. Oh, hoe moeilijk is het een schepsel te vinden die al haar rechten
overdraagt, om mijn Wil alleen het recht te geven om te heersen! Bijna iedereen wil
iets van zijn eigen wil voor zichzelf houden en daarom kan mijn Wil, als Die niet
totaal in haar heerst, zijn leven niet in alle schepselen vormen”.
deel 16 – 16 oktober 1923
De pijn van het gemis van mijn Jezus concentreert zich meer en meer in mijn arme
hart. Wat een lange nachten zonder Hem! Zij lijken eeuwig zonder Jezus, zonder
sterren, zonder zon. Het enige wat me overblijft is zijn aanbiddelijke Wil waaraan ik
me overgeef, en ik vind mijn rust in de dikke duisternis die me omgeeft. Ach, Jezus,
kom in mijn gekwelde hart want ik kan niet verder zonder U. Welnu, zwemmend in
de onmetelijke zee van de pijn om zijn gemis, bewoog Jezus in mijn binnenste. Hij
nam mijn handen in de zijne, drukte die innig aan zijn hart en zei: “Mijn dochter,
opdat mijn Wil neerdaalt op aarde, is het nodig dat jouw wil ten Hemel opstijgt. En
om op te stijgen ten Hemel en in het hemels vaderland te leven, is het nodig om haar
te ontledigen van alles wat menselijk is, van alles wat niet heilig is, zuiver en oprecht.
Niets kan de Hemel binnengaan om samen met Ons te leven als het niet totaal
vergoddelijkt en getransformeerd is in Ons. Ook kan mijn Goddelijke Wil niet op
aarde neerdalen en zijn leven uitdragen in zijn eigen centrum, als Die niet de
menselijke wil, ontledigd van alles, aantreft om die te vullen met al het goede wat
21
mijn Wil bevat... Het zal slechts een zeer dunne sluier zijn die zal dienen om Mijzelf te
bedekken en er in te wonen, bijna een geconsecreerde Hostie waarin Ik mijn leven
vorm en Ik doe al het goede wat Ik verlang – Ik bid, Ik lijd, Ik verheug me. En de
Hostie biedt geen weerstand – die laat Mij vrij. Haar taak is er te zijn om Mij
verborgen te houden en in zwijgzame stilte, gehoorzaam, mijn sacramenteel leven te
beschermen. Dit is het punt waar we nu zijn: jouw wil staat op’ t punt de Hemel
binnen te gaan en mijn Wil staat op ’ t punt op aarde neer te dalen. Daarom moet
jouw wil niet langer leven, die moet geen reden hebben om te bestaan.
Dit gebeurde met mijn Mensheid, die, hoewel die een menselijke wil had, helemaal
gericht was op het geven van leven aan de Goddelijke Wil. Die nam nooit
beslissingen uit zichzelf, zelfs niet om te ademen maar ademde ook in en uit in de
Goddelijke Wil. En dus regeerde de eeuwige Wil in mijn Mensheid op aarde zoals in
de Hemel: Die leefde daarin het aardse leven. En mijn menselijke wil, volledig
toegewijd aan de Goddelijke Wil, drong daarin door op het geschikte ogenblik, Die
daalde neer op aarde om temidden van de schepselen te leven, net zoals Die leefde in
de Hemel. Wil jij mijn Wil de eerste plaats geven op aarde?”
Terwijl Hij dit zei, kwam het me voor dat ik in de Hemel was en als vanuit één enkel
punt kon ik alle generaties zien. En neerknielend voor de verheven Majesteit nam ik
de wederzijdse liefde van de goddelijke Personen, hun volmaakte aanbidding, de
altijd unieke heiligheid van hun Wil en ik bood die aan namens allen, als antwoord op
de liefde, aanbidding, nederigheid en eenheid die ieder schepsel moet geven aan haar
Schepper. Ik wilde Hemel en aarde verenigen – Schepper en schepsel, dat zij elkaar
omhelzen en de verheven kus uitwisselen van de eenheid van hun wil. Toen
vervolgde Jezus: “Dit is jouw taak – in ons midden te leven en alles wat van Ons is
tot het jouwe te maken en het Ons te geven namens je broeders. Zodat Wij,
aangetrokken door wat van Ons is, verbonden mogen zijn met de menselijke
generaties en hun de verheven kus geven van de eenheid van hun wil met de Onze die
Wij de mens schonken in de Schepping”.
deel 16 – 20 oktober 1923
Ik voelde me van binnen totaal vernietigd. Jezus te moeten missen stortte me in de
diepste vernedering. Zonder Jezus voel ik hoe mijn ziel van binnen verpletterd is. Het
lijkt of al het goede wegkwijnt en sterft. Mijn Jezus, mijn Jezus, hoe moeilijk is het U
te moeten missen! Oh, hoe bloedt mijn hart als ik zie dat alles in mij sterft omdat
Degene die mijn Leven is en enige die Leven kan geven, niet bij mij is. In deze
toestand kwam mijn liefste Jezus uit mijn binnenste, hij plaatste zijn hand op mijn
hart en terwijl Hij er stevig op drukte zei Hij: “Mijn dochter, waarom kwel je je zelf
zo? Geef je over aan Mij en laat Mij begaan. En als je denkt dat alles wegkwijnt en
sterft, zal jouw Jezus alles weer opwekken maar mooier en vruchtbaarder.
22
Je moet weten dat de ziel mijn veld is waar Ik werk, zaai en oogst. Maar mijn
favoriete veld is de ziel die in mijn Wil leeft. In dit veld is mijn werk zo vreugdevol. Ik
raak niet onder de modder als Ik zaai, omdat mijn Wil het omgezet heeft in een veld
van Licht. Die aarde is maagdelijk, zuiver en hemels, en Ik amuseer Me heel erg met
het zaaien van lichtjes, bijna als dauw gevormd door de Zon van mijn Wil... Oh, hoe
mooi is het om te zien hoe dit veld van de ziel helemaal bedekt is met vele druppels
Licht, die, als ze groeien, veel zonnen vormen. Dit zicht is verrukkelijk. De hele hemel
is verrukt als die dat ziet en zij kijken vol aandacht naar de hemelse Landbouwer die
dit veld met zo veel vakmanschap bewerkt en die zo’n edel zaad bezit dat het omgezet
wordt in een zon.
Welnu, mijn dochter, dit veld is van Mij en Ik doe ermee wat Ik maar wil. Als deze
zonnen eenmaal zijn gevormd, verzamel Ik die en neem die mee naar de Hemel, als
de mooiste overwinning van mijn Wil en dan ga Ik terug naar het werk van mijn veld.
Dus zet Ik alles op zijn kop en de kleine dochter van mijn Wil wordt gewaar dat alles
voorbij is, alles is aan het sterven. Zij ziet die zonnen, zo stralend, die vervangen
worden door de lichtdruppels die Ik zaai en zij denkt dat alles ten onder gaat. Hoe
misleid je jezelf ! Dit is de nieuwe oogst die moet worden voorbereid. En omdat Ik die
mooier wil maken dan de eerste en die groter wil maken om mijn oogst te
verdubbelen, lijkt het op het eerste gezicht dat het werk moeilijker is en de ziel meer
lijdt. Maar deze pijnen zijn als het werk van een schoffel in de aarde die het zaad
dieper in de aarde werkt, om het veiliger te laten ontkiemen, vruchtbaarder en
mooier. Zie je niet als een veld wordt geoogst – hoe verlaten en armzalig het er bij
ligt? Maar er zal weer gezaaid worden en je zult het mooier vinden dan voordien.
Laat Mij daarom begaan. En jij zult, levend in mijn Wil, altijd samen met Mij aan’ t
werk zijn. We zullen samen de lichtdruppeltjes zaaien en we zullen wedijveren wie het
meeste zaait. Dus we zullen ons amuseren, nu eens met zaaien, dan met rusten...
maar altijd samen... Ik weet, Ik weet wat je grootste zorg is – dat Ik je zal verlaten.
Nee, Ik zal je niet verlaten. Wie in mijn Wil leeft is niet te scheiden van Mij”. En Ik:
“Mijn Jezus, U zei me dat als U niet kwam, dat was omdat U mensen wilde straffen.
En nu is het niet daarom dat U niet komt maar om iets anders”. En Jezus alsof Hij
zuchtte: “Die zullen komen – de straffen zullen komen. Ach als je eens wist”. En na
deze woorden verdween Hij.
deel 16 – 30 oktober 1923
Ik leef voortdurend verbitterd en met mijn hart verpletterd door de pijn van het gemis
van mijn lieve Jezus. Ik voel me zonder leven omdat Degene die het ware leven is
niet bij me is. Oh, hoe dikwijls herhaal ik: “Zeg me toch, oh, mijn enige en hoogste
Goed, waar richt U uw stappen naar toe zodat ik, als ik die volg, U kan vinden? Ach,
van verre kus ik die handen die me met zoveel liefde omhelsden en mij aan uw hart
23
drukten. Ik aanbid en kus het gelaat dat zich aan mij toonde met zoveel genade en
schoonheid en dat zich nu verbergt en ver van mij verwijderd is... Zeg me, waar bent
U? Welke weg moet ik kiezen om U te bereiken? Zeg me, wat moet ik doen? Waar
beledigde ik U, dat U van mij weg rent? Toch zei U me dat U me nooit zou verlaten.
En nu verlaat U mij? Ach, Jezus, Jezus, kom terug naar degene die niet zonder U kan
leven, naar uw kleine dochter, uw kleine banneling...!”
Maar wie kan al mijn geklaag verwoorden en de nonsens die ik zei? Intussen had ik
het gevoel dat ik het bewustzijn verloor en ik zag een duif van vuur die in doodsangst
was en een persoon erbij die de duif vanuit zijn vurige adem voedde met zijn
vlammen. Die belette hem ander voedsel te nemen, hield die goed vast en zo dicht bij
Zijn mond dat die niets anders kon dan ademen en de vlammen inslikken die uit hem
kwamen. De arme duif was in doodangst en wentelde zich in die vlammen waarmee
die werd gevoed. Ik was verbaasd dit te zien en mijn Jezus die zich bewoog in mijn
binnenste zei: “Mijn dochter, waarom ben je bang dat Ik je zal verlaten. Om jou te
verlaten zou Ik Mezelf moeten verlaten, wat Ik niet kan. Hoewel Ik zoveel macht heb,
heb Ik niet de macht Mezelf te verlaten. Omdat zij niet van Mij te scheiden is,
ontbreekt Me de macht van haar te scheiden. En dit niet alleen, Ik blijf haar voeden
met mijn eigen vlammen. Heb je die duif niet gezien, in vuur en vlam? Het was het
beeld van je ziel en degene die haar voedde met zijn adem was Ik, die zo’n vreugde
schep in het voeden van iemand die in mijn Wil leeft, enkel met de vlammen die uit
mijn hart komen en doorheen de adem. Weet je niet dat iemand die in mijn Wil leeft
gefilterd moet worden door het zeer zuivere Licht van mijn Wil? En gefilterd worden
is meer dan onder een pers gelegd worden omdat zelfs al plet de pers alles tot
kruimels, alles komt er uit, zowel het zaad als de pel dat op de bodem achterblijft en
daar blijft altijd iets wolkachtigs over. Als er is gefilterd wordt daarentegen en vooral
als het gefilterd wordt door het dikke Licht van mijn Wil, is er geen gevaar dat er iets
wolkachtigs achter blijft. Alles is eerder helder, net zoals de helderheid van het Licht
waardoor het is gefilterd. En dit is een grote eer voor de ziel die in mijn Wil is – of nu
denkt, spreekt, lief heeft enz. Mijn Wil neemt het op zich om te filteren wat ze ook
doet, doorheen haar zeer zuivere Licht. En dit is nodig zodat er in alles wat zij doet
geen verschil zal zijn met wat Wij doen, maar alles hangt met alles samen en lijkt op
elkaar”.
Welnu, terwijl Hij dit zei bevond ik me buiten mezelf, in een tuin en vermoeid zat ik
onder een boom te rusten. Maar de zonnestralen drongen zo diep door dat ik me
voelde verbranden. Ik wilde onder een dikkere boom gaan zitten die meer schaduw
gaf zodat de zon me geen kwaad deed. Maar een stem (het kwam me voor dat het
mijn geliefde Jezus was) belette me dat te doen en zei: “Wie in mijn Wil leeft moet
volledig worden blootgesteld aan de stralen van de brandende en eeuwige Zon om
van het Licht te leven, om niets anders te zien dan Licht en met niets anders in
contact te komen dan met Licht. Dit leidt tot de vergoddelijking van de ziel. Alleen
dan kan men zeggen dat de ziel in mijn Wil leeft, als ze totaal vergoddelijkt wordt in
24
God. Nog sterker, kom onder de boom vandaan en wandel in dit hemels Eden van
mijn Wil, zodat, als mijn blik diep in je doordringt, de Zon je mag omzetten in Licht
en de laatste hand mag leggen aan jouw transformatie in God.”
Ik begon te wandelen maar terwijl ik dit deed riep de gehoorzaamheid me terug
binnenin mezelf.
deel 16 – 5 november 1923
Ik voelde me bedrukt vanwege het gemis van mijn lieve Jezus en daar kwam nog bij
dat mijn biechtvader mij de absolutie had geweigerd omdat ik niet het vertrouwen
had om open te zijn naar hem en omdat ik slecht was. Dus toen ik de Heilige
Communie had ontvangen, gaf ik me over in de armen van mijn liefste Jezus en zei:
“Mijn Liefde, help me – verlaat me niet. U kent mijn toestand vanwege U te moeten
missen. En in plaats van hulp stapelen de schepselen nog steeds pijn op pijn. Buiten
U heb ik niemand bij wie ik kan wenen over mijn moeilijk lot dat ik U kwijt ben. Dit
zou U moeten aanzetten om mij niet alleen te laten – om een arme verlatene
tenminste gezelschap te houden die stervend leeft in haar moeilijke ballingschap.
Daarom geeft Gij, die de de opperste Hogepriester zijt, mij de absolutie. Zeg me, dat
U de zonden vergeeft die er in mijn ziel zijn. Laat me uw allerliefste stem horen die
me leven geeft en vergiffenis”.
Welnu, terwijl ik mijn pijn met Jezus naar buiten bracht, toonde Hij zichzelf in mijn
binnenste. De sacramentele sluiers vormden a.h.w. een spiegel waarin ik Jezus zag,
levend en werkelijk. En mijn lieve Jezus zei: “Mijn dochter, deze spiegel is het
accident van brood dat Mij er binnenin gevangen houdt. Ik vorm mijn leven in de
Hostie, maar het geeft Mij niets – geen gevoel, geen hartslag, niet het minste “Ik heb
U lief”. Het is als dood voor Mij. Ik blijf alleen, zonder een schaduw van iets als
antwoord. Daarom is mijn liefde vol ongeduld om er uit te komen, om dit glas te
breken, in de harten af te dalen om in hen dat antwoord te vinden, dat de hostie Mij
niet weet te geven en het niet kan geven. Maar weet je waar Ik mijn ware antwoord
vind? In de ziel die in mijn Wil leeft. Zo gauw Ik afdaal in haar hart, verteer Ik de
accidenten van de Hostie omdat Ik weet hoe edeler accidenten die Me dierbaarder
zijn, gereed zijn om Me gevangen te nemen om Mij binnen in dat hart te houden dat
Mij niet alleen leven in zichzelf zal geven, maar leven voor leven. Ik zal niet langer
alleen zijn maar met mijn zeer trouwe gezelschap. Wij zullen twee harten zijn die
samen kloppen. Wij zullen samen lief hebben. Onze verlangens zullen één zijn. Dus Ik
blijf in haar en Ik leef mijn leven daar, levend en werkelijk, net zoals in het
allerheiligst sacrament. Maar weet je wat deze accidenten zijn die Ik in de ziel vind
die mijn Wil doet? Dit zijn haar acten gedaan in mijn Wil die meer dan accidenten,
Mij omgeven. Zij houden Mij gevangen maar binnenin een edele goddelijke
gevangenis, niet een duistere, omdat haar acten gedaan in mijn Wil verlichten en
25
verwarmen meer dan de zon. Oh, hoe gelukkig voel Ik Me om mijn werkelijke leven te
leven in haar. Ik heb het gevoel of Ik binnen in mijn hemels koninklijke paleis ben.
Kijk naar Mij in je hart, hoe gelukkig Ik ben, hoe Ik geniet en de zuiverste vreugden
voel.”
En ik: “Mijn geliefde Jezus, is dit niet iets nieuws en iets speciaals dat U me vertelt:
dat U Uw werkelijke leven leeft in degene die in uw Wil leeft? Is het niet eerder het
mystieke leven dat U leeft in de harten die uw genade bezitten?” En Jezus: “Nee, nee.
Het is geen mystiek leven zoals voor degenen die mijn genade bezitten, maar die niet
leven met hun acten vereenzelvigd met mijn Wil en daarom geen voldoende materiaal
hebben om de accidenten te vormen en Mij gevangen te nemen. Het zou zijn alsof de
priester geen hostie heeft en toch de woorden van de consecratie wil uitspreken. Hij
zou die kunnen uitspreken maar hij zou die zeggen tot een lege ruimte. Mijn
sacramenteel leven zou zeker niet bestaan. Op dezelfde manier tref Ik Mijzelf in de
harten aan die mijn genade konden bezitten, maar niet volledig in mijn Wil leven. Ik
ben in hen door genade, maar niet in werkelijkheid”. En ik: mijn Liefde, maar hoe is
’t mogelijk dat U werkelijk kunt leven in de ziel die leeft in uw Wil? En Jezus: “Mijn
dochter, leef Ik misschien niet in de sacramentele Hostie levend en werkelijk, in
Lichaam en Bloed, Ziel en Godheid? En waarom leef Ik in de Hostie in Lichaam en
Bloed, Ziel en Godheid? Omdat er geen wil is die tegengesteld is aan de Mijne. Als Ik
in de Hostie een wil vond tegengesteld aan de mijne, zou Ik noch een werkelijk, noch
een eeuwig leven daarin vormen. Dit is ook de reden waarom de sacramentele
accidenten worden verteerd als schepselen Mij ontvangen: Ik vind geen menselijke
wil verenigd met de mijne, die geschikt is om zichzelf te geven om mijn Wil te
verkrijgen. Sterker nog, Ik tref een wil aan die een act wil stellen en dat uit zichzelf
wil doen. Dus breng Ik een bezoekje en Ik vertrek.
Voor wie leeft in mijn Wil daarentegen zijn mijn Wil en de hare één. En als Ik dit doe
in de Hostie hoeveel te meer kan Ik het doen in haar: te meer omdat Ik een hartslag
een gemoedsaandoening, mijn beloning en belang aantref – dat alles vind Ik niet in
de Hostie. Mijn werkelijk leven is noodzakelijk voor de ziel die leeft in mijn Wil. Hoe
zou zij anders in mijn Wil kunnen leven?
Ach, jij wilt niet begrijpen dat de heiligheid van het leven in mijn Wil geheel
verschillend is van andere heiligheid. Behalve de kruisen, de verstervingen de
levensnoodzakelijke acten die gedaan in mijn Wil haar zelfs meer verfraaien, is het
niets anders dan het leven van de zaligen in de Hemel die, in mijn Wil levend en
krachtens mijn Wil, Mij bezitten in ieder van hen, alsof Ik voor ieder van hen apart,
levend en werkelijk en niet mystiek maar werkelijk levend binnen hen ben. En net
zoals dit niet genoemd kan worden “het leven van de Hemel”, als zij Mij niet binnen
zich hebben als hun eigen leven; en hun geluk niet volmaakt en volledig is, zelfs als
een klein deeltje van mijn leven in hen zou ontbreken, op dezelfde wijze zou mijn Wil
niet volledig of volmaakt aanwezig zijn in iemand die in mijn Wil leeft, als mijn
werkelijk leven, die deze Wil uitzendt, zou ontbreken. Het is waar dat dit allemaal
26
wonderen van mijn liefde zijn. In feite is dit het wonder der wonderen dat mijn Wil tot
nu toe zichzelf bewaard heeft en die Die nu wil laten geboren worden om het
oorspronkelijk plan van de schepping van de mens te bereiken. Daarom wil Ik
binnenin jou mijn eerste werkelijke leven tot stand brengen”.
Toen ik dat hoorde zei Ik: “Ach, mijn Liefde, Jezus, toch voel ik me zo slecht bij al
deze vergelijkingen. En U weet het! Het is waar dat dit dient om mij meer over te
geven in uw armen en van U te vragen wat zij me niet geven. Maar bij dit alles ervaar
ik een luchtstroom van verwarring die de vrede van mijn ziel verstoort. En U zegt dat
U uw werkelijke leven in mij wilt vormen. Oh, hoe ver ben ik hiervan verwijderd?”
En Jezus weer: “Dochter, maak je geen zorgen hierover. Het enige wat Ik wil is dat
je niets van jezelf toevoegt en dat je gehoorzaamt zoveel je kunt. Het is bekend dat
alle andere heiligheid, die van gehoorzaamheid en van andere deugden, niet vrij is
van kleinzieligheid, verwarring, woordenwisseling en tijdverspilling die de vorming
van een mooie zon belemmeren. Zij vormen hoogstens een sterretje. Alleen de
heiligheid van mijn Wil is vrij van deze ellende. Verder sluit mijn Wil al de
sacramenten in en hun uitwerkingen. Geef jezelf daarom volledig over aan mijn Wil.
Maak Die tot de jouwe en je zult de uitwerking van de absolutie krijgen of van iets
anders dat je zou worden geweigerd. Dus Ik raad je aan geen tijd te verliezen, omdat
je door tijd te verspillen je mijn werkelijk leven belemmert dat Ik in jou aan het
vormen ben”.
deel 16 – 8 november 1923
Het gemis van Jezus duurt voort. Hoogstens komt Hij als een vluchtige bliksem die,
terwijl hij lijkt licht voort te brengen iemand in het donker achter laat, nog erger dan
tevoren. Welnu, terwijl ik zwom in de bitterheid van Hem te missen, toonde mijn
lieve Jezus zich in mijn binnenste, druk bezig met schrijven, niet met een pen, maar
met zijn adem. Lichtstralen uitzendend, gebruikte hij dat licht als een pen om te
schrijven in de diepte van mijn ziel. Met een vinger op zijn lippen liet Hij me
verstaan dat ik stil moest zijn, want Hij wilde niet afgeleid worden. Toen Hij ophield
zei Hij: “Dochter van mijn verheven Wil, Ik schrijf in jouw ziel de wet van mijn Wil
en het heil dat die brengt. Eerst wil Ik die in jouw ziel schrijven en dan zal Ik je het
stapje voor stapje uitleggen”.
En ik: “Mijn Jezus, ik wil U spreken over de toestand van mijn ziel – oh hoe slecht
voel ik me! Zeg me, waarom verlaat U mij? Wat moet ik doen om U niet te
verliezen?” En Jezus: “Kwel jezelf niet, mijn dochter. Je moet weten dat Ik toen Ik op
aarde kwam, de oude wetten kwam afschaffen en andere vervolmaken. Maar door die
af te schaffen, sloot Ik niet uit die wetten zelf in acht te nemen. Sterker nog, Ik nam
die beter in acht dan anderen. Omdat Ik in Mij de oude en de nieuwe moest
27
verenigen, wilde Ik die in acht nemen om de oude wetten tot voltooiing te brengen
met het zegel van hun afschaffing en een begin te maken met de nieuwe wet die Ik op
aarde kwam vestigen, een wet van genade en liefde die al mijn offers insloot omdat Ik
het enige en ware offer moest zijn. Daarom waren alle andere offers niet langer
nodig, omdat Ik, als mens en God, meer dan voldoende was om voldoening te geven
voor allen.
Welnu mijn geliefde dochter, Ik wil van jou een volmaakter beeld van Mij maken en
om een nieuwe heiligheid te starten, zo edel en goddelijk – dat is het “Fiat Voluntas
tua” op aarde zoals in de Hemel – wil Ik in jou iedere geestestoestand concentreren
die zich tot nu toe heeft voorgedaan op ’t pad van de heiligheid. En als je die aanbidt
en ermee voortgaat dit in mijn Wil te doen, breng Ik die tot voltooiing. Ik bekroon die
en, die verfraaiend, bezegel Ik die. Alles moet eindigen in mijn Wil. En waar andere
heiligheid eindigt, gebruikt de heiligheid van mijn Wil, zo edel en goddelijk, alle
andere heiligheid als zijn voetbank en schenkt die hun oorsprong. Laat Mij daarom
begaan. Laat Mij mijn leven herhalen en alles wat Ik met zoveel liefde in de
Verlossing deed. Nu wil Ik het in jou met meer liefde herhalen om de start te maken
zodat de wetten van mijn Wil bekend mogen zijn. Maar Ik wil jouw wil verenigd en
verdwenen in de Mijne”.
deel 16 – 10 november 1923
Ik gaf me helemaal over in de armen van mijn Lieve Jezus en terwijl ik bad zag ik
mijn ziel heel klein, werkelijk buitengewoon klein, en ik dacht bij mezelf: “Hoe klein
ben ik. Jezus had gelijk toen Hij zei dat ik de kleinste van allen was. Ik zou echt
willen weten of ik de kleinste van allen ben...”.
Welnu, terwijl ik hierover dacht, toonde mijn altijd aanbiddelijke Jezus, terwijl Hij
bewoog in mijn binnenste, hoe Hij dit kleintje in zijn armen nam en haar innig aan
zijn hart drukte en zij liet Jezus doen wat Hij met haar wilde. En Hij zei me: “Mijn
lief kleintje, Ik koos jou, zo klein, omdat de kleintjes Hem laten doen wat Hij ook
maar wil met hen. Zij lopen niet alleen, maar laten zich leiden. Sterker nog, zij zijn
bang ook maar één voet zelf te verzetten. Als zij iets krijgen, voelen zij zich niet in
staat het bij zich te houden en leggen ze het op de schoot van hun mama. De kleintjes
zijn van alles ontdaan en zij bekommeren zich niet om het feit of ze rijk of arm zijn.
Zij maken zich nergens druk over. Oh, hoe mooi is die prille leeftijd, vol genaden,
schoonheid, ongereptheid. Hoe groter het werk dat Ik daarom wil doen in een ziel,
hoe kleiner Ik haar kies. Ik houd veel van kinderlijke frisheid en schoonheid. Ik houd
er zo veel van dat Ik haar klein houd in de nietigheid waar ze vandaan kwam. Ik laat
niets van haarzelf bij haar binnenkomen opdat ze haar kleinheid niet zal verliezen en
daarom behoed Ik de goddelijke ongereptheid en schoonheid waaruit ze kwam”. Dit
horend zei ik: “Jezus, het komt mij voor dat ik erg slecht ben en daarom ben ik zo
28
klein en U zegt dat U me heel erg lief hebt omdat ik klein ben. Hoe kan dat? En Jezus
weer: “Mijn kleintje, slechtheid kan niet binnen in echte kleintjes. Weet je wanneer ’t
kwaad toeneemt en begint binnen te dringen? Als de eigen wil begint binnen te
dringen. Als die binnenkomt, begint het schepsel zichzelf te vullen en vanuit zichzelf
te leven. En alles komt van de kleinheid van het schepsel en het komt haar voor, dat
haar kleinheid groter wordt, een grootheid zo betreurenswaardig. Omdat God niet
volledig in haar leeft, groeit ze weg van haar begin; zij maakt haar oorsprong te
schande, verliest het licht, de schoonheid, de heiligheid en de ongereptheid van haar
Schepper. Zij lijkt te groeien voor haarzelf en misschien voor de mensen. Maar voor
Mij – oh, hoe krimpt zij! Zij kan zelf groot worden, maar zij zal nooit mijn geliefde
kleintje zijn. Ik vul haar, in beslag genomen door liefde voor haar, met Mij, dat Zij
moge blijven zoals Ik haar schiep en Ik maak van haar de grootste zodat niemand
haar zal kunnen evenaren.
Zo deed Ik met mijn hemelse Mama. Onder alle generaties is Zij de kleinste, omdat
haar wil nooit bij haar binnenging voor haar acten, maar altijd mijn eeuwige Wil. En
dat hield Haar niet alleen klein, mooi, pril zoals Zij uit Ons geboren werd, maar het
maakte Haar de grootste van allen. Oh, hoe mooi was Zij, klein in zichzelf, maar
groot, verheven boven allen in onze kracht. Het is alleen vanwege haar kleinheid dat
Zij verheven werd tot de hoogte van Moeder van Degene die Haar schiep. Dus zoals
je ziet is het heil van de mens mijn Wil te doen. Al het kwaad is zijn eigen wil te doen.
Daarom koos Ik, om de mens te verlossen, mijn Moeder, omdat Zij klein was en Ik
gebruikte Haar als een kanaal om al het heil en de vruchten van de Verlossing over
de mensheid te laten neerdalen.
Welnu, opdat mijn Wil bekend zou worden, om de Hemel te openen zodat mijn Wil
zou neerdalen op aarde en Die zou regeren op aarde zoals in de Hemel, moest Ik nog
een kleintje kiezen uit alle generaties. Omdat dit het grootste werk is dat Ik wil doen,
de mens te herstellen in zijn oorsprong waar hij vandaan kwam, voor hem die de
Goddelijke Wil die hij verwierp te openen, mijn armen voor hem uit te spreiden om
hem weer te ontvangen in de schoot van mijn Wil, daarom roept mijn Wijsheid de
kleinste uit het niets. Het was juist dat zij klein was. Als Ik een kleintje plaatste aan
het hoofd van de Verlossing, dan moest Ik nog een kleintje plaatsen aan het hoofd
van het “Fiat Voluntas Tua” op aarde zoals in de Hemel. Tussen twee kleintjes moest
Ik het doel van de Schepping van de mens insluiten en mijn plannen met hem
realiseren. Door de één moest Ik hem verlossen, hem met mijn Bloed zuiveren van
zijn lelijkheid en hem vergeving schenken. Door de ander moest Ik hem terug laten
keren naar zijn begin, naar zijn oorsprong, naar zijn verloren adel, naar de banden
met mijn Wil die door hem verbroken waren, die hem weer toegang gaven tot de
glimlach van mijn eeuwige Wil, tot de uitwisseling van kussen van zijn wil en de
mijne en opdat de een zou leven binnenin de ander. Dit alleen was het doel van de
Schepping van de mens en niemand zal kunnen bestrijden wat Ik heb gevestigd.
Eeuwen en eeuwen zullen voorbijgaan – net zoals bij de Verlossing, zo ook hier.
29
Maar de mens zal terugkeren in mijn armen zoals hij door Mij werd geschapen. Om
dit te doen moet Ik eerst degene kiezen die de eerste moet zijn om in mijn eeuwige Wil
te leven om in haar alle relaties van de schepping te verbinden en met haar te leven
zonder scheiding van wil, sterker nog, haar wil en de Onze zijn één. Van hier uit de
noodzaak dat zij de kleinste zal zijn die Wij het leven gaven in de schepping – zodat
zij, als ze ziet hoe klein ze is, weg zal rennen van haar wil. Nog sterker, ze zal die zo
vast verbinden met de Onze dat ze nooit haar wil doet en hoewel klein, zal ze samen
met Ons leven doorheen die adem waarmee Wij de mens schiepen. Onze Wil houdt
haar ongerept en mooi. Zij is onze glimlach, ons vermaak, en Wij doen met haar wat
We maar willen. Oh, hoe gelukkig is ze en vol vreugde over haar kleinheid en haar
gelukkige lot, zal zij wenen over haar broeders en zal nergens belangstelling voor
hebben dan Ons te compenseren voor allen en voor ieder persoonlijk, voor al het
verkeerde wat zij Ons hebben aangedaan door zich terug te trekken van onze Wil. De
tranen van iemand die in onze Wil leeft, zullen machtig zijn, te meer daar zij niets
anders wil dan wat Wij zelf willen. En door haar zullen wij, samen met het eerste
kanaal van de Verlossing het tweede van het “ Fiat Voluntas Tua” op aarde zoals in
de Hemel openen”.
Toen ik dit hoorde zei ik: “Mijn Liefde en mijn Alles, zeg me eens, wie zal dit
gelukkige kleintje zijn? Oh, hoe graag zou ik haar leren kennen!” En Hij direct: “Hoe
is ’t mogelijk? Heb je niet begrepen wie dat is? Dat ben jij, mijn kleintje, Ik heb je
dikwijls gezegd dat jij het kleintje bent en daarom heb Ik je lief”.
Maar terwijl Hij dit zei voelde ik me a.h.w. buiten mezelf gebracht, in een zeer zuiver
licht waarin men alle generaties kon zien, a.h.w. opgedeeld in twee vleugels – één
aan de rechter en de ander aan de linker kant van Gods troon. Aan de punt van de ene
vleugel was de verheven Koningin Moeder van wie al het goede van de Verlossing
kwam... Oh, hoe mooi was haar kleinheid! Prachtige, wonderbare kleinheid; klein en
machtig, klein en groots, klein en Koningin – klein en zij ziet iedereen hangen aan
haar kleinheid, terwijl Zij beschikt over allen, regeert over allen en alleen omdat Zij
klein is, hult Zij het Woord binnenin haar kleinheid en laat Hem neerdalen vanuit de
Hemel naar de aarde om Hem te laten sterven uit liefde voor de mensen. Aan de punt
van de andere vleugel kon men nog een kleintje zien... Ik zag het bevend en uit
gehoorzaamheid; zij was degene die Jezus had genoemd “Zijn kleine dochter van de
Goddelijke Wil” En mijn lieve Jezus ging tussen deze twee vleugels staan, tussen de
twee kleintjes die aan de punt stonden, met één hand nam Hij de mijne en met de
andere die van de Koningin Moeder en verenigd met hen samen zei Hij: “Mijn
dochtertjes, houd elkaar vast voor onze troon en omhels de eeuwige goddelijke
Majesteit in je armpjes. Omdat jullie klein zijn is het alleen aan jullie gegeven om de
Eeuwige, de Oneindige, te kunnen omhelzen en in Hem binnen te gaan. En als het
eerste Kleintje de Verlossing ontrukte aan de liefde van de Eeuwige, moge de tweede,
haar hand gevend aan de Eerste, door Haar geholpen worden om aan de eeuwige
Liefde het “Fiat voluntas Tua” op aarde zoals in de Hemel te ontrukken.”
30
Welnu, wie kan zeggen wat er gebeurde? Ik heb geen woorden om me uit te drukken.
Ik kan alleen zeggen dat ik meer vernederd en verward bleef en bijna als een
zenuwachtig kindje, verlangde ik naar mijn Jezus om Hem te spreken over mijn
angsten, mijn twijfels. En ik bad dat Hij al deze dingen van mij weg zou nemen
terwijl ik bang was dat louter hierover denken een subtiele hoogmoed was en dat Hij
me de genade zou geven om Hem werkelijk te beminnen en zijn allerheiligste Wil te
doen in alles. Toen kwam mijn altijd aanbiddelijke Jezus weer terug, toonde zich
binnenin mij en mijn persoon diende bijna om Hem in mij te bedekken. En zonder
mij te laten spreken zei Hij: “Mijn arme kleintje waar ben je bang voor? Houd moed,
Ik ben Degene die alles zal doen in mijn dochtertje. Jij zult niets doen dan Mij trouw
volgen, niet waar? Je hebt gelijk dat je te klein bent en dat je niets kunt doen, maar Ik
zal alles doen in jou. Zie je niet hoe Ik in je ben en jij bent niets dan de schaduw die
Mij bedekt. Ik ben degene die binnenin jou de eeuwige en eindeloze grenzen van mijn
Wil oversteek. Ik ben degene die alle generaties omhels om hen samen met jouw
schaduw, aan de voet van de Eeuwige te plaatsen zodat de twee willen, de menselijke
en de Goddelijke, elkaar kunnen kussen, naar elkaar kunnen glimlachen en niet
langer naar elkaar zullen kijken als vreemden, verdeeld, dreigend naar elkaar
kijkend, maar dat ze verenigd mogen zijn en één enkele Wil vormen. Het is de macht
van Jezus die dit moet doen. Je hebt niets te doen dan gehoorzamen. Ik weet, ik weet
dat je niets bent en niets kunt doen, daarom kwel je jezelf. Maar het is de macht van
mijn arm die wil en kan werken en Ik wil grote dingen bewerken in de allerkleinsten.
En dan, het leven van mijn Wil is al op aarde geweest. Het is niet volkomen nieuw,
hoewel het a.h.w. in het voorbij gaan kwam. Het bestond in mijn onafscheidelijke en
lieve Mama. Als het leven van mijn Wil niet in Haar was geweest, had Ik, het eeuwige
Woord, niet kunnen afdalen vanuit de Hemel. Ik zou geen weg hebben gehad om af te
dalen, geen kamer om in binnen te gaan, geen Mensheid om mijn Godheid te
bedekken, geen voedsel om gevoed te worden. Ik zou gebrek hebben gehad aan alles,
omdat alle andere dingen niet passend waren voor Mij. Maar omdat Ik mijn Wil vond
in mijn geliefde Mama, vond Ik mijn eigen Hemel, mijn vreugden, mijn tevredenheid.
Hoogstens veranderde Ik van woning – van de Hemel naar de aarde – maar verder
veranderde Ik niets. Alles wat Ik in de Hemel had, vond Ik op aarde krachtens mijn
Wil die Zij bezat en daarom daalde Ik af in haar met al mijn liefde om menselijk vlees
aan te nemen.
Dan had mijn Wil zijn leven op aarde in mijn Mensheid en krachtens deze Wil van
Mij voltrok Ik niet alleen de Verlossing, maar Ik strekte Me uit op de werken van de
menselijke generatie en bezegelde die met mijn goddelijke acten en Ik smeekte mijn
Vader niet alleen om de mens te verlossen maar dat de mens op de vastgestelde tijd
de genade van onze Wil zou binnengaan zoals toen hij werd geschapen om te leven
volgens de bedoeling door Ons gewenst: dat de Wil van de Hemel en aarde één zou
zijn. Daarom werd alles door Mij gedaan. Het plan van de Verlossing en dat van het
“Fiat Voluntas tua” op aarde zoals in de Hemel zou geen werk zijn waardig voor
Mij, als Ik de mens niet in alles vernieuwd had zoals hij werd geschapen. Het zou half
werk zijn geweest, niet heel en je Jezus weet niet hoe niet-complete werken te
31
verrichten. Hoogstens wacht Ik eeuwen om het complete heil te schenken door Mij
voorbereid. Wil je daarom niet samen met Mij de mens werk geven dat Ik voltooide
met mijn komst naar de aarde. Dus wees trouw en aandachtig. Maak je geen zorgen.
Ik zal je altijd klein houden om mijn plannen met jou beter te volbrengen”.
deel 16 – 15 november 1923
Ik had een gewaarwording of ik verdronken was in de heilige Wil van God. Mijn
lieve Jezus leek zich heel erg te vermaken in mijn binnenste met het zenden van Licht
naar mij en ik voelde me als verdwenen in dat Licht. Ik werd gewaar hoe mijn brein
zo veel gevuld werd dat ik het niet kon bevatten zodat ik tenslotte tegen Jezus zei:
“Jezus, mijn Hart, weet U niet dat ik klein ben. Ik kan niet bevatten wat U in mijn
intellect wil inbrengen”. En Jezus: “Kleine dochter van Mij, wees niet bang, je Jezus
zal je dit Licht slokje voor slokje laten drinken zodat je het kunt ontvangen en
verstaan. Weet je wat dit Licht betekent? Het is het Licht van mijn Wil: het is die
Goddelijke Wil, afgewezen door andere schepselen, Die, omdat Die wil komen en op
aarde regeren, iemand wil vinden die Hem wil ontvangen en beminnen. Om te komen
en te regeren wil Die een zieltje vinden dat zich wil aanbieden om alle acten te
ontvangen die de verheven Wil bestemd had voor ieder schepsel om haar gelukkig en
heilig te maken en haar al het goede te schenken wat Die bevat. Welnu, dit geluk, die
heiligheid en het goede dat de eeuwige Wil doorgeeft om die aan het schepsel te
schenken net zoals Die de hele schepping doorgaf – worden verenigd en opgeschort.
En als Die niemand vindt die Die ontvangt om Die alle hulde, eer en hoffelijkheid te
schenken die de andere schepselen Hem niet gegeven hebben – kan Die niet komen
regeren op aarde. Daarom is het jouw taak alle generaties te omhelzen om alle acten
van de verheven Wil te ontvangen die zij afwezen, met al het goede wat Die bevat. Als
jij dat niet doet, kan mijn eeuwige Wil er niet van genieten om te komen regeren. Die
zal tranen vergieten over de smart van het verleden – over hoe ondankbaar Die werd
afgewezen. En wie weent, regeert niet. Daarom wil Die niet alleen dat de acten van
zijn Wil, bestemd voor ieder schepsel, eerherstel krijgen, maar dat er verlangen
bestaat om met liefde dat geluk te ontvangen samen met alles wat Die bevat”.
En ik: “Jezus, mijn Liefde, hoe kan ik dit doen? Ik ben te klein en ook een beetje
slecht en U weet het. Sterker nog, ik ben bang dat ik ’t niet kan, zelfs niet voor mezelf
– hoe kan ik dit doen voor anderen?” En Hij weer: “Dit is precies waarom Ik jou
koos en Ik hou je klein, zodat je niets kunt doen uit jezelf, maar altijd samen met Mij.
Ik weet ook dat je, klein als je bent, voor niets deugt, hoogstens om Mij te laten
glimlachen over je kinderlijke dingen. Daarom zal je Jezus voor alles zorgen. Dit is
noodzakelijk, net zoals het nodig was dat een Dochtertje van Ons, mijn Moeder opdat
de Verlossing zou komen en voltooid worden de taak op Zich zou nemen om al de
acten van onze Wil in zich te ontvangen die door schepselen werden afgewezen. En
32
Zij maakte die tot de Hare. Zij verwelkomde die met waardigheid, had die lief,
herstelde die, zond die weer terug – zodat die gevuld werden tot hun uiterste grenzen,
in zoverre het mogelijk is voor het schepsel.
Toen de Godheid, verenigd met dit Schepseltje, diens Wil van de Schepping zag, niet
alleen voor Haar zelf, maar voor alle anderen, voelde Die zich zo aangetrokken dat
Die de grootste act, de meest verheven, de meest wonderbare, toevoegde aan de vele
acten van Zijn Wil in de schepping – dat deze Kleine zou verheven worden tot de
exclusieve en unieke waardigheid van Moeder van haar Schepper. Ik, het eeuwige
Woord, kon nooit afgedaald zijn vanuit de Hemel, als Ik in Haar niet mijn Wil had
aangetroffen, weer tot één geheel verenigd zoals Wij dat wensten in het schepsel. Wat
was dan de reden die Mij naar de aarde liet komen? Mijn Wil die aanwezig was in
het schepsel. Wat maakte het Me uit dat zij klein was? Waar Ik voor zorgde was dat
mijn Wil veilig was in Haar, zonder breuk van de kant van haar menselijke wil. Toen
onze Wil veilig was, werden al onze rechten aan Ons terug gegeven – het schepsel
plaatste zich in de orde van haar Schepper en de Schepper plaatste Zich in de orde
van het schepsel.
Het doel van de Schepping was al vervuld, dus kwamen We bij de feiten – dat het
Woord vlees zou worden, eerst om de mens te verlossen, en dan zo dat onze Wil zou
geschieden op aarde zoals in de Hemel. Ach ja, het was mijn Mama, die heel onze
Wil in zich opnam, overgedragen voor het heil van de Schepping die de Godheid
goddelijke pijlen toewierp, zodat Zij als een krachtige magneet, het Woord in haar
schoot binnen trok, gewond door onze eigen pijlen.
Wij kunnen niets weigeren aan wie onze Wil bezit. Zie eens hoe noodzakelijk Ik nog
een schepsel wilde dat zich aan zou bieden om in haarzelf al de acten van mijn Wil te
ontvangen die Ik overdroeg in de Schepping, om zo dat Fiat te vervullen dat Ik op de
aarde bracht en dat alleen door mijn Moeder werd verwelkomd en begrepen. En
daarom was er geen scheiding tussen Mij en Haar.
De Godheid wil nog eens verwond worden door haar eigen pijlen om de generaties
dit grote goed te schenken – dat mijn Wil in hen regeert. Dit is het grootste wat Die
wil schenken – de ware oorsprong van de mens. Een menselijke wil is niet voldoende
om Die af te smeken en nog minder om de Godheid te verwonden. Een Goddelijke
Wil is nodig waarmee de ziel, daarmee vervuld, haar Schepper met zijn eigen pijlen
kan verwonden; zodat Hij gewond de Hemel kan openen en zijn Wil laat afdalen naar
de aarde. Sterker nog, omdat Hij zijn indrukwekkend hof zal aantreffen – alle acten
van zijn Wil in slagorde in het schepsel die deze plechtige act van Hem bemachtigde
– zodat zijn Wil in volmaakte triomf op aarde zal regeren”.
Toen ik dit hoorde zei ik Hem: “Mijn geliefde Goed, uw woorden brengen me in de
war; nog sterker, zij vernietigen me, zo erg dat ik me een een pasgeboren baby-tje
voel, wiens ledematen nog niet goed gevormd zijn en daarom moet ingebakerd
worden. En terwijl windels nog nodig zijn om mij te vormen, wilt U de windels weg
nemen – waarom? Om mijn babyhandjes te laten uitstrekken en uw eeuwige Wil te
33
omhelzen. Mijn Jezus, ziet U het niet? Ik kan er niet bij, ik kan Die niet vasthouden,
ik ben te klein. Bovendien, als U zo graag heeft dat uw Wil op aarde regeert, waarom
wachtte U dan zo lang? En waarom deed U, toen U op aarde kwam, niet beide dingen
tegelijk – de Verlossing en het “uw Wil geschiedde; op aarde zoals in de Hemel? Uw
armen waren sterk en lang genoeg om uw oneindige Wil te omarmen. Kijk toch eens,
o Jezus? De mijne zijn zwak en kort. Hoe kan ik dat doen? En Hij weer: “Arm kindje,
je hebt gelijk. Mijn woorden maken je in de war, het Licht van mijn Wil verblindt je
en maakt van jou de ware pasgeborene van de verheven Wil... Kom in mijn armen; Ik
zal je inbakeren met de windels van mijn eigen Wil zodat die je ledematen zullen
versterken met zijn kracht. Dus het zal gemakkelijk voor je zijn om in je armpjes die
eeuwige Wil goed vast te houden die met zo veel liefde in jou wil komen regeren.”
Dus stortte ik me in zijn armen om Jezus met mij te laten doen wat Hij wilde. Toen
vervolgde Hij: “Ik kon inderdaad beide dingen hebben gedaan toen Ik op aarde
kwam, maar het schepsel is niet in staat het hele werk van haar Schepper in één keer
te ontvangen. Bovendien schep Ik zelf er zo’n vreugde in, steeds nieuwe verrassingen
van liefde te schenken. En dan, het schepsel heeft haar smaak geschonden met haar
eigen wil; zij heeft de adem van haar ziel doen stinken met zulke lelijke dingen dat het
Mij zo tegenstaat. Zij heeft het punt bereikt dat ze waardering heeft voor de
walgelijkste dingen en ze gaat zover dat ze die laat stromen over de drie vermogens
van de ziel als een rottend vocht, zodat haar adel niet langer herkend kan worden.
Daarom moest Ik met de Verlossing eerst voor dit alles zorg dragen en in alle
middelen voorzien en al dit kwaad het bad van mijn bloed geven om hen te wassen.
Als Ik beide dingen had willen doen terwijl de mens zo vuil, blind en doof was –
veroorzaakt door zijn menselijke wil – zou hij niet de ogen van het intellect gehad
hebben om te begrijpen, noch de oren om te luisteren, noch het hart om mijn Wil te
ontvangen. En mijn Wil die niet werd begrepen en geen plaats vond om te verblijven,
zou weer naar de Hemel zijn teruggekeerd. Daarom was het noodzakelijk dat de
mens eerst het heil van de Verlossing begrijpt om zich zelf geschikt te kunnen maken
het heil te verstaan van het “Uw Wil geschiede” op aarde zoals in de Hemel.
Hetzelfde zou ook met jou zijn gebeurd als Ik in ’t begin, toen Ik met jou begon te
spreken, met jou over mijn Wil had gesproken – je zou het niet hebben verstaan. Ik
zou Me hebben gedragen als een leraar die, in plaats van zijn leerling de eerste
letters van het alfabet te leren, hem wetenschap en vreemde talen wil onderwijzen...
Arme jongen; hij zou in de war raken en niets leren. Daarentegen wilde Ik jou
spreken over lijden, deugden – dingen die meer aangepast en meer tastbaar zijn voor
de menselijke natuur; dingen die kunnen genoemd worden het alfabet van het
christelijk leven; de taal van de ballingschap en van degenen die streven naar het
hemels vaderland. Mijn Wil daarentegen is de taal van de Hemel en begint daar waar
alle wetenschappen en deugden eindigen. Mijn Wil is Koningin die heerst over allen
en allen kroont, zodat voor de heiligheid van mijn Wil alle andere deugden ineen
krimpen en beven. Daarom wilde Ik eerst je leraar zijn van het alfabet, om je intellect
34
geschikt te maken; en dan word Ik je hemelse en goddelijke Meester, Die alleen de
taal van het Vaderland kent – een leraar van de hoogste wetenschap die mijn Wil
bevat. Eerst moest Ik van jou de smaak voor alles verwijderen omdat de menselijke
wil dit vergif bezit dat zorgt dat men de smaak voor de Goddelijke Wil verliest. In alle
geschapen dingen die van Mij kwamen, had Ik een goddelijke aroma aangebracht.
Maar als ze haar wil doet, zelfs in heilige dingen, ontdekt de ziel dit aroma niet. Dus
om je mijn Wil te laten proeven, let Ik er op dat je niets anders proeft om je geschikt
te maken en je de meer verheven lessen van mijn Wil te geven. Als dit al noodzakelijk
was voor jou, nog meer voor de hele Kerk, aan wie Ik eerst de ondergeschikte dingen
bekend moest maken en dan de hoogste van alles – mijn Wil.”
deel 16 – 20 november 1923
Ik maakte me zorgen over wat ik opschreef en ik dacht bij mezelf: “Wat zal ik in de
war zijn op de oordeelsdag als het niet Jezus is die tot me spreekt maar mijn fantasie
of de helse vijand?
Mijn Jezus, Ik voel me sterven alleen al bij de gedachte daar aan en U kent mijn
weerzin tegen ’t schrijven. Als het niet was uit gezegende gehoorzaamheid zou ik
geen woord geschreven hebben.”
En ik voelde me zo verward dat, als het in mijn macht had gelegen, ik alles verbrand
zou hebben. Welnu, terwijl ik in deze toestand was, kwam mijn aanbiddelijke Jezus
vanuit mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, waarom ben je bang? Je moet je geen
zorgen maken over je denken, maar over de werkelijkheid. Is het misschien niet waar
dat jouw wil, die de Mijne omhelst, allen wil vinden om hen met mijn Wil te
verbinden, om al de verbroken banden tussen de menselijke wil en de goddelijke weer
te verbinden terwijl je jezelf beschikbaar stelt om de schepselen te verdedigen en te
verontschuldigen en de Schepper in eer te herstellen? Dit is inderdaad een
werkelijkheid in jou. Is het misschien niet waar dat jij gezworen hebt dat je in mijn
Wil wilde leven door je “ja” uit te spreken. Ach dat “ja” is een keten voor jou en het
houdt je vast binnen mijn Wil; en terwijl je geniet van de smaak ervan, doet het je je
schaduw van je wil verafschuwen. Dit is een feit: en dan veel andere dingen die je
kent. Als je zou schrijven maar het leven – de feiten waarover je schrijft – zou niet in
je aanwezig zijn, dan had je kunnen vrezen en Ik zou je noch kracht, noch licht noch
hulp gegeven hebben; integendeel, je zou somber geweest zijn en Ik zou niet verder
kunnen gaan.
Word daarom rustig en zet je leven voort gevormd in mijn Wil om de grenzen van je
menselijke wil binnen de Mijne te verwijderen.
Kijk, ook mijn Mensheid was klein en die bleef groeien a.h.w. gekneed door de
Goddelijke Wil zo dat, terwijl Ik groeide, mijn menselijke wil, samen levend met de
goddelijke, zijn grenzen verlegde binnen de Wil van de eeuwige en de Verlossing
35
voorbereidde en het “Fiat Voluntas Tua” op aarde zoals in de Hemel. En jij, wil je
mijn groei niet volgen en je vlucht in mijn Wil?
Mijn Wil is niet alleen leven maar lucht van de ziel; en als het leven de lucht mist,
begin de natuur te verzwakken, de adem stagneert, de harteklop wordt verhinderd, de
bloedcirculatie is onregelmatig, het intellect raakt verdoofd, het oog bijna levenloos,
de stem versmoort, de kracht neemt af... Wat veroorzaakt zo veel chaos in het
menselijk leven? Gebrek aan lucht. Daarom kan de balsem van de lucht orde en
kracht in de natuur herstellen. Dit alles wordt veroorzaakt door de eigen wil die, als
slechte lucht chaos teweegbrengt, gebrek aan regelmaat, zwakte en het afnemen van
alles wat goed is in de ziel. En als men zichzelf niet helpt met de hemelse lucht van
mijn Wil die alles weer doet verrijzen, versterkt, ordent en alles heiligt, dan zal het
menselijk leven half uitgeblust leven zijn, in wanorde en afglijdend naar het kwaad”.
deel 16 – 24 november 1923
Ik deed de uren van de Passie waar de Moeder van Smarten haar dode Zoon in haar
armen ontvangt en Hem in het graf legt; en ik zei bij mezelf: “Mijn Mama, samen
met Jezus leg ik alle zielen in uw armen zodat Gij hen allen zult erkennen als uw
kinderen, graveer hen één voor één in uw Hart en leg hen in de wonden van Jezus. Zij
zijn kinderen van uw immense smart en dit is voldoende voor U om hen te herkennen
en hen lief te hebben. En ik wil alle generaties in de verheven Wil leggen zodat
niemand ontbreekt en namens allen schenk ik U troost, medelijden en goddelijke
steun.
Welnu, terwijl ik dit zei, bewoog mijn lieve Jezus in mijn binnenste en zei: “Mijn
dochter, als je eens wist met welk voedsel mijn Moeder van Smarten al deze kinderen
voedt?”
En ik: “Wat was het, o mijn Jezus?”
En Hij weer: “Omdat jij mijn kleintje bent, door Mij uitgekozen voor de zending van
mijn Wil en je leeft in dat Fiat waarin jij geschapen werd, wil Ik je het verhaal van
mijn eeuwige Wil leren kennen, de vreugden en smarten ervan, de uitwerkingen en de
onmetelijke waarde ervan, wat het deed en wat Het kreeg en wie de verdediging
ervan ter harte nam.
Kleintjes luisteren aandachtiger naar Mij, omdat hun brein niet gevuld is met andere
dingen. Zij zijn als het ware leeg van alles en als men hun ander voedsel wil geven,
hebben zij daar afkeer van, omdat zij, daar ze klein zijn, gewend zijn om alleen de
melk van mijn Wil te nemen, wat meer dan een liefhebbende moeder hen vasthecht
aan de goddelijke borst om hen te voeden in overvloed. En zij houden hun mondjes
open in afwachting van de melk van mijn lessen en Ik vermaak Mijzelf kostelijk. Oh,
hoe mooi is het hen nu eens te zien lachen, dan de vreugde, dan weer wenen, als ze
Mij het verhaal van mijn Wil horen vertellen!
36
Welnu dan, de oorsprong van mijn Wil is eeuwig. Verdriet ging er nooit binnen; deze
Wil was onder de goddelijke Personen volkomen in harmonie, liever gezegd, Die was
één. In iedere act werd die in circulatie gebracht, zowel “ad intra” als “ad extra”,
Die bracht Ons oneindige vreugden, nieuwe tevredenheid, immens geluk. En toen Wij
de machine van de Schepping in gang zetten – hoeveel glorie, hoeveel eer en
harmonie gaf Die Ons? Zo gauw het Fiat werd uitgesproken, verspreidde dit Fiat
onze schoonheid, ons licht, onze kracht, ordening, harmonie, liefde, heiligheid –
alles; en Wij werden verheerlijkt door onze deugden en zagen doorheen het Fiat de
bloei van onze Godheid. Onze Wil stopte niet; uitgedijd door de liefde als Die was,
wilde Die de mens scheppen; en jij kent dat verhaal, daarom ga Ik verder.
Ach, hij was degene die de eerste smart aan mijn Wil bezorgde; hij probeerde
Degene te verbitteren die hem zo liefhad en die hem gelukkig had gemaakt. Mijn Wil
weende meer dan een tedere moeder die weent over haar zoon, kreupel en blind, en
alleen omdat hij zich losmaakte van de wil van zijn moeder. Mijn Wil wilde de eerste
tussenpersoon in de mens zijn om geen andere reden dan om hem nieuwe
verrassingen te schenken van liefde, vreugde, geluk, licht en rijkdom. Die wilde geven
– altijd; daarom wilde Ik handelen. Maar de mens wilde zijn wil doen en brak met het
Goddelijke... Had hij dat maar nooit gedaan. Mijn Wil trok zich terug en hij stortte in
de afgrond van alle kwaad.
Welnu, om deze twee willen weer samen te voegen was er Eén nodig die binnen in
Zichzelf een Goddelijke Wil zou bevatten. Omdat Ik, Eeuwig Woord, deze mens
beminde met een eeuwige liefde, daarom besloten Wij, goddelijke Personen dat Ik
menselijk vlees zou aannemen om hem te redden en de twee verbroken willen weer
samen te voegen.
Maar waar neerdalen? Wie moest degene zijn die haar eigen vlees beschikbaar
stelde voor haar Schepper? Daarom kozen Wij een schepsel die, krachtens de
toekomstige verdiensten van de aanstaande Verlosser, vrijgesteld was van de
erfzonde: Haar wil en de Onze waren één. Dit hemels Schepsel verstond het verhaal
van Onze Wil. Wij vertelden Haar alles, als aan een kind: de smart van onze Wil en
hoe de ondankbare mens door zijn wil los te maken van de Onze, Onze Wil had
gedwongen binnen de goddelijke sfeer, die bijna belemmerde in zijn plannen en
voorkwam dat Hij hem al het goede meedeelde en het doel waarvoor hij was
geschapen.
Voor Ons betekent geven Ons zelf gelukkig maken èn degene die van Ons ontvangt;
het is verrijken zonder armer te worden; het is schenken wat Wij van nature zijn door
het binnenin het schepsel te vormen door genade; het is buiten Onszelf treden om te
schenken wat Wij bezitten... Door te geven stort onze Liefde zich zelf uit en onze Wil
viert feest. Als We niet zouden geven, waarom zouden We de schepping dan gemaakt
hebben? Daarom was juist niet kunnen geven aan onze kinderen, onze dierbare
gelijkenis, treurnis voor onze verheven Wil. Toen Wij de mens zagen werken, spreken,
lopen zonder de verbinding met onze Goddelijke Wil, omdat die verbinding door hem
was verbroken – die stromen van genade, heiligheid, kennis e.d. zouden naar hem
37
zijn toegekomen, als hij met Ons was geweest, maar hij kon het niet – was onze Wil
één en al verdriet.
Iedere act van het schepsel was smartelijk voor Ons omdat Wij zagen hoe die act
zonder enige goddelijk waarde was, zonder schoonheid en heiligheid, niet in ’t minst
gelijkend op onze acten. Oh, hoe begreep de hemelse kleine deze grote smart van Ons
en het grote kwaad van de mens om zich terug te trekken uit onze Wil! Oh, hoe
dikwijls weende Zij bittere tranen om onze smart en om het grote ongeluk van de
mens! Daarom wilde Zij angstvallig niet één act afstaan aan haar eigen wil. Daarom
bleef Ze klein: omdat haar wil geen leven in haar had – dus hoe zou ze kunnen
groeien? Maar wat Zij niet deed, deed onze Wil: zij groeide uit, totaal schoon, heilig,
goddelijk, het verrijkte Haar zo dat het Haar maakte tot de grootste van alle
schepselen. Zij was een wonder van onze Wil – een wonder van genade, van
schoonheid, van heiligheid. Maar Zij bleef altijd klein, zodat Ze zich nooit los maakte
uit onze armen. Zij nam onze verdediging op zich; zij betaalde alle verdrietige acten
van de verheven Wil terug. Niet alleen was Zij volledig in harmonie met onze Wil,
maar Zij eigende zich alle acten van de schepselen toe; en terwijl Zij alles van onze
Wil dat door hen was verworpen absorbeerde, herstelde Ze die, beminde die en
terwijl Ze die als het ware opsloeg in haar maagdelijk hart, bereidde Ze het voedsel
van onze Wil voor alle schepselen.
Zie je nu met welk voedsel deze zeer lieflijke Moeder haar kinderen voedt? Het kost
Haar haar hele leven, onuitsprekelijke pijnen en het leven van haar Zoon, om
binnenin Haar de overvloedige waarborg te bereiden van dit voedsel van mijn Wil en
het gereed te houden om al haar kinderen te voeden als een tedere en liefdevolle
moeder. Zij kon haar kinderen niet méér liefhebben; door hun dit voedsel te geven
bereikte haar liefde de grootste hoogte. Daarom is onder de vele titels die Zij heeft,
de mooiste titel die Haar gegeven kon worden die van “Moeder en Koningin van de
Goddelijke Wil”.
Welnu, mijn dochter, mijn Mama deed dit als werk van de Verlossing, ook jij moet het
doen als werk van het “Fiat Voluntas Tua”.
Jouw wil moet geen leven in jou hebben. Door je alle acten van mijn Wil in ieder
schepsel eigen te maken, zul je die in jezelf plaatsen; en door mijn Wil namens allen,
terug te betalen zul je al het noodzakelijk voedsel binnenin je vormen om alle
generaties te voeden met het voedsel van mijn Wil. Ieder gezegde, ieder effect, iedere
aanvullende kennis, zal weer een aroma zijn dat zij in dit voedsel zullen aantreffen,
zodat zij het gretig zullen eten. Alles wat Ik je vertel over mijn Wil zal dienen om hun
eetlust op te wekken en zo zullen ze geen ander voedsel nemen – al kost het offers. Als
voedsel als goed beschouwd wordt, om op krachten te komen, om zieken te genezen,
om alle aroma te bevatten en nog sterker om leven, schoonheid en geluk te schenken
– wie zou er geen offer voor brengen om dit voedsel tot zich te nemen? Dat geldt ook
voor mijn Wil. Om het geliefd en begerenswaardig te maken is kennis ervan
noodzakelijk. Wees daarom aandachtig en ontvang binnenin je deze instorting van
mijn Wil, zodat je, als een tweede moeder, voedsel voor je kinderen bereidt. Door dat
38
te doen zul je mijn Mama navolgen. Het zal je ook veel kosten, maar met mijn Wil
voor ogen zal ieder offer niets voorstellen voor jou. Wees klein, maak je los uit mijn
armen en Ik zal voortgaan met je het verhaal van mijn Wil te vertellen”.
deel 16 – 28 november 1923
Ik voelde me altijd opgenomen in de heilig Wil van mijn Jezus en het leek of ik mijn
zieltje zag als een pasgeboren baby die de gezegende Jezus optilde in zijn armen door
de adem van zijn Wil, met zulk een naijver dat Hij wilde dat zij nergens naar keek,
niets hoorde, niets beroerde. En opdat niets haar zou afleiden, hield Hij haar besloten
in de zoete verrukking van zijn onderrichtingen over zijn allerheiligste Wil. En de
kleine pasgeborene werd gedragen en gevoed met de adem van de Wil van haar
Jezus. En dit niet alleen, maar Hij bekleedde Mij met vele kruisjes van licht, zodat ik,
toen ik naar mezelf keek, ik kon zien hoe een kruis van licht ingedrukt was in ieder
deel van mij. En Jezus vermaakte zich nu eens met het vermenigvuldigen van deze
kruizen, dan weer wilde Hij dat mijn blik op Hem gericht bleef om al zijn woorden te
tellen, die me tot voedsel dienen en middelen om te groeien.
Nadien zei Jezus: “Mijn dochter, mijn boreling van de Goddelijke Wil, mijn Wil
ontving je, liet je geboren worden, en laat je nu opgroeien met al mijn liefde. Zie je
niet, met hoeveel liefde Ik je in mijn armen houd en je enkel toesta de adem van mijn
Wil als voedsel tot je te nemen? Het is het mooiste, het dierbaarste, het kostbaarste
wat er tot nu toe geschapen is – de pasgeborene van mijn Wil! Daarom zal Ik je met
zo’n naijver behoeden, zodat niemand mijn pasgeborene beroert. Mijn Wil zal alles
voor je zijn: Die zal je leven zijn, voedsel, gewaad, kleding en kruis, omdat het,
terwijl die het grootste is, niet passend zou zijn voor je Jezus om Die te vermengen
met iets anders wat niet geboren is uit onze Wil. Vergeet daarom alles zodat er,
binnen noch buiten, geen wateren om je heen zullen zijn dan de onmetelijke zee van
de eeuwige Wil. Ik wil in jou de eer, de adeldom, de waardigheid van de pasgeboren
dochter van mijn Wil.”
Dit horend voelde ik me, in plaats van vol vreugde, sterven van verwarring en ik had
alleen de moed om te zeggen: Jezus, mijn liefde, ik ben klein, dat is waar; ik zie het
zelf. Maar ik ben ook een beetje slecht; toch zegt U dit alles? Hoe kan dat? Wil U me
misschien voor de gek houden? Ik weet dat velen U doen wenen en wilt U, om dat
wenen uit de weg te gaan, U vermaken met mij door deze grapjes te maken. En zelfs
ofschoon ik de verwarring voel van uw grapjes, maak ze so wie so, en laat die de grap
van uw Wil zijn”. En me innig tegen zich aandrukkend ging Jezus verder: “Nee, nee,
je Jezus maakt geen grapjes met jou. Ik vermaak Me, ja en het zekere teken dat wat Ik
vertel waar is, zijn de kruisjes van licht waarmee mijn Wil je tekende. Weet, mijn
dochter, dat het grootste, het langste kruis dat Mij nooit verliet voor mijn Mensheid
de Goddelijke Wil was. Sterker nog, iedere act van de menselijke wil, tegengesteld
aan de Goddelijke, was een duidelijk kruis dat de verheven Wil drukte in het intiemste
39
deel van mijn Mensheid. In feite, als de menselijke wil vanuit de aarde in beweging
komt om te handelen, beweegt de Goddelijke vanuit de Hemel om de menselijke wil te
ontmoeten en één enkele act te vormen samen met zijn eigen act, om stromen genade,
licht en heiligheid te laten vloeien in die act; en door de ontmoeting met de
goddelijke niet te accepteren is het alsof de menselijke wil ten strijde trekt tegen zijn
Schepper en in de hemelse regionen het goede, het licht en de heiligheid verwerpt,
die op het punt stonden uitgestort te worden. Dus de verheven Wil, beledigd, wilde
door Mij vergoed worden en in iedere act van de menselijke wil legde Die een kruis
op Mij. En zelfs ofschoon Ik samen met het kruis al het goede kreeg wat door hen was
verworpen, om het opgelegd te houden in Mij tot het moment dat het schepsel
geschikt zou zijn om de Goddelijke Wil in haar acten te ontmoeten – ondanks dit alles
kon Ik niet ontkomen aan de intense pijn van zovele kruizen.
Kijk naar Mij, in mijn binnenste, hoeveel miljoenen kruizen mijn Mensheid bevatte!
Daarom waren de kruizen van mijn Wil niet te tellen. Die pijn was oneindig en Ik
kreunde onder het gewicht van een oneindige pijn. Deze oneindige pijn had zo’n
kracht dat die Me ieder ogenblik de dood schonk en Me een kruis schonk voor iedere
act van de menselijke wil tegengesteld aan de goddelijke. Het kruis van mijn Wil is
niet van hout dat alleen het gewicht en de pijn doet voelen; het is eerder een kruis
van licht en vuur, dat brandt en verteert en een afdruk geeft zo dat het een enkel iets
vormt met de natuur zelf. Als Ik je wilde vertellen over het kruis dat mijn Goddelijke
Wil Mij bezorgde, moest Ik al de acten van de schepselen verlichten, die voor je
aanwezig maken en je zelf laten ontdekken hoe de Goddelijke Wil die eerlijke
genoegdoening vergt, Mij kruis na kruis bezorgde. Was het niet een menselijke wil
die de Goddelijke Wil beledigde en er mee brak? Welnu, een Goddelijke Wil moest
mijn menselijke natuur en wil kruisigen en verdriet doen.
Al het overige van de mens kan oppervlakkig genoemd worden; de bron, de wortel,
de substantie van zowel kwaad als goed zit in de diepte van zijn wil. Daarom kon
alleen de Goddelijke Wil het kwaad doen uitboeten van zo vele menselijke willen.
Daarom wil Ik jullie allen in mijn Wil – om bekend te maken wat deze Goddelijke Wil
heeft gedaan, wat Die Mij deed lijden en wat Die wil doen. En daarom word jij
getekend met vele kruizen van licht – omdat jouw kennis mijn Wil is geweest die alles
veranderd heeft in licht om jou geschikt te maken om de ware pasgeborene van mijn
Wil te zijn, aan wie Ik de geheimen, de vreugden en de pijnen ervan wil
toevertrouwen als aan een trouwe dochter die in eenheid met mijn acten de Hemelen
zal openen om de Goddelijke Wil te laten afdalen op aarde en Die bekend,
verwelkomd en bemind te maken.
40
deel 16 – 4 december 1923
Ik overwoog wat ik aan het schrijven ben over de allerheiligste Wil van mijn lieve
Jezus. Het feit dat de gezegende Jezus vele verheven dingen wil zeggen over zijn
heilige Wil is juist, omdat alles wat erover gezegd kan worden – de verhevenheid, de
grootheid, de wonderen enz. zeer goed is; nog sterker, alles is niets vergeleken bij wat
gezegd zou kunnen worden. Maar deze arme ziel van mij altijd met de Goddelijke
Wil vervlechten – dit moet dat niet inhouden. Het is zijn Wil die Hij bekend zal
maken, niet ik. Mijn persoontje doet er niet toe; bovendien, dit alles behoort Hem toe,
niet aan Mij. Mij rest niets anders dan verwarring over wat Hij me zegt. Maar
desondanks dwingt de gehoorzaamheid me om te schrijven, niet alleen over de
Goddelijke Wil maar ook over vervlechting die Hij aanbrengt tussen mij en zijn
Wil... Welnu, terwijl ik dit overwoog, kwam mijn lieve Jezus uit mijn binnenste en
mij tegen zich aandrukkend, zei Hij: “Mijn dochter, jij bent altijd mijn pasgeborene
van mijn Wil; en toch heb je ongelijk. Je wilt Me laten spreken over mijn Wil en Die
bekend maken: en degene die het kanaal moet zijn, de woordvoerder, het instrument
om Het bekend te maken zou niet bestaan? Als dit iets was, wat tussen Mij en jou
moest blijven, zou dat misschien kunnen werken maar omdat Ik wil dat mijn Wil zijn
Koninkrijk moet hebben – en het Koninkrijk kan niet gevormd worden uit slechts één
persoon maar uit veel mensen en in verschillende omstandigheden – het is daarom
noodzakelijk dat niet alleen mijn Wil het goede dat Die bevat, de adeldom van degene
die in dit Koninkrijk zullen willen leven, het goede, het geluk, de orde, de harmonie
die iedereen wil bezitten, bekend is, maar ook degene die mijn goedheid heeft
verkozen als oorsprong en begin van zulk een groot goed.
Door jou samen met mijn Wil te verlichten, je te verheffen boven alle dingen van de
Schepping, doe Ik niets anders dan meer belang hechten aan mijn Wil, Die meer
verheffen en Die zwaarder laten wegen. Hoe meer een koning goed is – heiliger,
rijker, edelmoediger, met meer liefde dan zijn onderdanen, zo zeer dat Hij zijn eigen
leven eerder zou laten raken dan toe te staan dat iemand die leeft in zijn koninkrijk
zou geraakt worden – hoe meer dat Koninkrijk wordt geacht en bemind en hoe meer
het verlangen om in dat Koninkrijk te leven wordt opgewekt. Nog sterker, zij
wedijveren met elkaar om te zien wie zo’n geluk zou te beurt vallen. Daarom hangt
het goed functioneren van het Koninkrijk en het belang ervan af van de kennis van de
Koning. Door te zeggen dat je niet wil vervlochten worden met mijn Wil, zou je het
Koninkrijk willen zonder Koning, de kennis zonder de meester, het bezit zonder de
eigenaar... Wat zou er gebeuren met dit Koninkrijk, met deze kennis, met deze
bezittingen? Hoeveel wanorde, hoeveel chaos zou er niet ontstaan? En Ik weet niet
hoe wanordelijk dingen te doen; integendeel, het eerste in Mij is orde.
Kijk, dit zou gebeurd zijn met de Verlossing, als mijn lieve Mama niet had willen
bekend maken dat Ze mijn Moeder was, dat Ze Mij had ontvangen in haar
maagdelijke schoot en Mij gevoed had met haar melk. Mijn komst op aarde zou men
41
niet hebben kunnen geloven en niemand zou aangezet zijn om te geloven en het goede
te aanvaarden wat de Verlossing inhoudt. Integendeel dankzij het feit dat mijn
Moeder bekend maakte wie Zij was – Degene gevrijwaard van iedere smet, ook van
de erfzonde; een wonder van genade – en hoe Zij alle schepselen lief had als haar
dierbare kinderen en hoe Zij uit liefde voor hen het leven van haar Zoon en God
offerde – daardoor werd de Verlossing van groter belang en toegankelijk voor de
menselijke geest, en vormde zo het Koninkrijk van de Verlossing met alle
overvloedige uitwerking van dien. Dus mijn Moeder vervlechten met het werk van de
Verlossing was niets anders dan meer belang hechten aan het grote goed wat Ik op
aarde teweegbracht.
Om zichtbaar te zijn voor allen door menselijk vlees aan te nemen, moest Ik een
schepsel van het mensenras gebruiken die Ik boven allen verheffen moest om mijn
verheven plannen te realiseren.
Welnu, als dit geschiedde om het Koninkrijk van mijn Verlossing op aarde te
bewerkstelligen, op dezelfde wijze is het, om het Koninkrijk van Mijn Wil te vormen,
noodzakelijk dat nog een schepsel bekend wordt, waarin de ware heerschappij van
mijn Wil zijn oorsprong en begin moet hebben; zo ook wie zij is, hoeveel Ik haar
beminde, hoe Ik haar geslachtofferd hield voor allen en voor ieder persoonlijk... in
één woord – alles wat mijn Wil in haar beschikte en uitstortte. Maar door jou er in
vervlechten is het altijd mijn Wil die in ’t oog valt. Dit zijn wegen en middelen om
Die bekend te maken; dit zijn aantrekkelijkheden, prikkels, lichten, magneten om
iedereen aan te trekken te komen leven in dit Koninkrijk van geluk, genade, vrede en
liefde.
Laat daarom je Jezus begaan, die je zo liefheeft en kwel je zelf niet en maak je zeker
geen zorgen over de manier waarop Ik mijn Wil met de jouwe verweef. Denk er
alleen aan je vlucht naar de eeuwige grenzen van mijn verheven Wil voort te zetten.”
deel 16 – 6 december 1923
Ik was aan het bidden en mijn lieve Jezus toonde zich in mijn binnenste en keek naar
mij. En ik, aangetrokken door zijn blik, keek naar Hem diep in zijn binnenste, dat
leek op een kristal waarin je alles kon zien wat mijn geliefde Jezus deed; en ik
verenigde me met Hem en probeerde te doen wat Hij deed. Op een andere keer kwam
het me voor dat Jezus mijn ziel in zijn handen wilde nemen en die in de oneindigheid
van zijn Wil wilde werpen terwijl Hij zei: “Pasgeborene van mijn Wil! Jij werd
geboren in mijn Wil – Ik wil dat je daarin leeft. Vlieg, vlieg de eeuwige Wil binnen;
volbreng je taak. Kijk wat er moet gebeuren tussen de Godheid en de schepselen, ga
rond in alle generaties, maar altijd in mijn Wil, anders zul je hen niet allemaal
vinden.
En beminnend, werkend, eerherstel brengend, in aanbidding namens allen, zul je
voor de verheven majesteit verschijnen om namens allen en voor ieder afzonderlijk,
42
al de liefde en het eerbetoon te brengen als de nieuwe pasgeboren dochter van onze
Wil.”
Ik startte mijn vlucht en Jezus volgde mij met zijn blik. Maar wie kan zeggen wat ik
deed? In zijn Wil kon ik al de liefde vinden die zijn Wil wilde geven aan de
schepselen en omdat zij die niet wilden aannemen, werd die opgeschort tot ze die
aannamen. En zo eigende ik die mij toe terwijl ik alle geschapen intelligenties
bekleedde. Voor iedere gedachte stelde ik een act van liefde, van aanbidding, voor
alles wat iedere intelligentie werd verondersteld aan God te geven. En alles
omhelzend binnenin mij, alsof ik iedereen op mijn schoot zette, bereikte ik het
hemelgewelf om hen te plaatsen op de schoot van de hemelse Vader en ik zei Hem:
“Heilige Vader, ik kom naar uw troon om U op mijn schoot al uw kinderen te
brengen, uw dierbare beelden, door U geschapen om die op uw goddelijke schoot te
zetten zodat U de band kunt herstellen met die Wil die zij van U hadden losgemaakt.
Het is de kleine dochter van uw Wil die dit van U vraagt. Ik ben klein, dat is waar,
maar ik neem het op mij om U voldoening te geven voor allen. Ik zal niet weggaan
bij uw troon, als U de menselijke wil niet verbindt met de Goddelijke Wil, zodat, als
U Dienaar de aarde brengt, het koninkrijk van Uw Wil op aarde kan komen. Niets
wordt geweigerd aan de kleinen, omdat wat zij vragen niets anders is dan de echo van
uw eigen Wil en van wat U zelf verlangt.
Toen ging ik naar Jezus die op mij wachtte in mijn kamertje en Hij ving mij op in zijn
armen, overlaadde mij met kussen en liefkozingen en zei: “Mijn kleintje, opdat de
Wil van de Hemel afdaalt naar de aarde, is het noodzakelijk dat alle menselijke acten
worden verzegeld en geglazuurd met acten van de Goddelijke Wil zodat als gezien
wordt dat al de acten van de schepselen worden bedekt met Zijn Wil, aangetrokken
door de krachtige magneet van zijn eigen Wil, de verheven Wil kan afdalen naar de
aarde en daar kan regeren. Jou is deze taak gegeven als eerstgeborene van onze Wil.
• Weet dat om het Woord aan te trekken en Hem te laten afdalen uit de Hemel mijn
Mama’ t op zich nam om rond te gaan in alle generaties; en terwijl Zij zich al de
acten van de menselijke wil eigen maakte, plaatste Zij daarin de Goddelijke Wil,
omdat Zij zoveel bezat van dit kapitaal van de verheven Wil dat dit alles overtrof wat
alle schepselen samen bezitten. En door iedere ronde die Zij deed vermenigvuldigde
dit kapitaal zich. En dus, toen Ik, eeuwig Woord, zag hoe één van onze trouwe
schepselen met zo veel genade en liefde al de menselijke acten had bedekt met de
Goddelijke Wil en alles ter harte nam wat nodig was om dit te doen en toen Ik zag dat
onze Wil tegenwoordig was in de wereld – werd Ik aangetrokken en daalde af uit de
Hemel.
• De tweede toezegging betrof Mij, om de Verlossing te bewerken. Hoe dikwijls moest
Ik rond gaan doorheen alle menselijke acten alsof Ik die alle in mijn handen nam en
Ik bedekte die, drukte er een zegel op, glazuurde die met mijn Goddelijke Wil om mijn
hemelse Vader aan te trekken zodat Hij zou kijken naar alle menselijke acten, bedekt
met de Goddelijke Wil die de mens had verworpen in de hemelse regionen, zodat mijn
43
goddelijke Vader de poorten van de Hemel die waren gesloten door de menselijk wil,
zou openen. Er is niets goeds dat niet afdaalt door middel van mijn Wil.
• De derde toezegging komt van jou. Het betaamt jou, eerstgeborene dochter van
onze Wil, om het derde zegel van onze Wil toe te voegen aan het eerste en het tweede
op alle menselijke acten om de komst van het Koninkrijk van de Goddelijke Wil op
aarde te verkrijgen. Ga daarom rond, mijn dochter, naar al de menselijke acten van
de schepselen. Dring door in de harten; voeg aan iedere hartslag de hartslag van
mijn Wil toe, aan iedere gedachte de kus, de kennis van mijn Wil. Druk het
almachtige Fiat op ieder woord; dring binnen in alles; overweldig iedereen ermee,
dat mijn Koninkrijk op aarde mag komen. Je Jezus zal je niet alleen laten in deze
ronden; Ik zal je bijstaan en je in alles leiden.”
En terwijl Hij dit zei, zette ik mijn vlucht voort terwijl ik rondging bij alles en
iedereen... Maar wie kan zeggen wat ik deed? Jezus alleen die het mij liet doen, kan
het zeggen. Dus bracht ik een nacht door steeds met Jezus en terwijl ik rond ging,
bracht ik Hem nu alle gedachten, dan alle woorden, dan werken, stappen, hartslag,
alles bekleed met zijn Wil; en Jezus ontving alles met liefde en vierde feest. Toen zei
Hij: “Zie je hoe groot het verschil is tussen de heiligheid in mijn Wil en die van
andere deugden? De eerste betreft het op ieder moment ontvangen van stromen
genade, licht en liefde en in iedere act van haar blijft het schepsel in de orde van
haar Schepper. Daarom is dat de heiligheid die het dichtst komst bij haar Schepper.
De tweede, die van de andere deugden, houdt verband met tijd en omstandigheden; al
naargelang de gelegenheid zich voordoet is er nu eens geduld, dan gehoorzaamheid,
dan weer liefde en dergelijke. En als er zich geen gelegenheid voordoet, worden de
deugden onderbroken en groeien niet en kunnen niet het goede krijgen wat een deugd
in actie bevat. Aan de andere kant zijn er in de heiligheid van mijn Wil geen haltes of
onderbrekingen. Mijn Wil is altijd gericht op de beweging door heen het schepsel; zij
kan Die ieder moment ontvangen. Of ze nu ademt, denkt, spreekt, of haar hart klopt,
ze voedsel neemt of slaapt – alles komt binnen in mijn Wil en op ieder ogenblik kan
zij gevuld worden met mijn Wil samen met al het goede dat Die bevat.”
deel 16 – 8 december 1923
Ik overwoog de onbevlekte Ontvangenis van mijn Koningin Moeder en nadat ik de
H. Communie had ontvangen, toonde mijn altijd aanbiddelijke Jezus zich in mijn
binnenste als binnenin een kamer vol licht. In dit licht toonde Hij alles wat Hij deed
in de loop van zijn leven. Men kon geordend, naast elkaar, al zijn verdiensten zien,
zijn werken, zijn pijnen, zijn wonden, zijn bloed en alles wat het leven van de God-
Mens inhield, als het ware in de act een Hem zeer, zeer dierbare ziel te beschermen
tegen het geringste kwaad dat haar mogelijk zou kunnen overschaduwen. Ik was
stomverbaasd zoveel aandacht van Jezus te zien en Hij zei: “Aan mijn kleine
44
pasgeborene wil Ik de onbevlekte Ontvangenis van de Maagd bekend maken,
ontvangen zonder zonde.
Op de eerste plaats moet je weten dat mijn Godheid één enkele act is; al zijn acten
concentreren zich in één enkele act. Dit is wat het betekent God te zijn – het grootste
wonder van ons goddelijk Wezen: niet onderhevig te zijn aan een opeenvolging van
acten. En lijkt het dat Wij nu eens iets doen en dan weer iets anders – het is eerder
dat Wij haar toestaan te weten wat er binnen die éne enkele act is; en omdat het
schepsel niet in staat is alles in één keer te kennen, maken Wij het mogelijk dat zij het
stukje voor stukje kent. Welnu, alles wat Ik, eeuwig Woord, moest doen in mijn
aangenomen Mensheid, vormde één act met die ene act die mijn Godheid bevatte.
Daarom bestond, vóór dit edele schepsel werd ontvangen, alles al wat het eeuwig
Woord moest doen op aarde; en dus stonden in de act van de ontvangenis van deze
Maagd, al mijn verdiensten, pijnen, bloed en alles wat mijn leven van een God-Mens
inhield aangetreden rond haar ontvangenis. Zij werd ontvangen in de oneindige
diepten van mijn verdiensten, van mijn goddelijk bloed en in de onmetelijke zee van
mijn lijden. Krachtens dat lijden bleef Zij onbevlekt, mooi en zuiver; omdat mijn
ontelbare verdiensten de weg naar de vijand blokkeerden, kon hij haar geen kwaad
doen.
Het is juist, dat degene die de Zoon van God moest ontvangen, eerst ontvangen moest
worden in de werken van deze God, om het vermogen te hebben dat Woord te
ontvangen, dat moest komen om de mensheid te verlossen. Daarom werd Zij eerst in
Mij ontvangen en dan werd Ik ontvangen in Haar. Er bleef niets anders over dan om
het op het gepaste moment bekend te maken aan de schepselen, ofschoon het in de
Godheid al was gebeurd. Daarom was dit uitzonderlijk Schepsel degene die de
vruchten van de Verlossing moest verzamelen of liever gezegd die de volledige vrucht
ontving. In Hem ontvangen, beminde, waardeerde en beschouwde zij als haar eigen
bezit, alles wat de Zoon van God op aarde deed. Oh, de schoonheid van dit tedere
Kleintje! Zij was een wonder van genade, een wonder van onze Godheid. Zij groeide
op als onze eigen dochter; zij was onze waardigheid, onze vreugde, onze eer en onze
glorie!”
Terwijl Jezus dit zei, dacht ik bij mezelf: “Het is waar dat de Koningin Moeder werd
ontvangen in de oneindige verdienste van mijn Jezus, maar haar bloed, haar lichaam
werd ontvangen in de schoot van St.Anna, die niet vrij was van de erfzonde. Dus hoe
kan het dat Zij niets erfde van het vele kwaad dat wij allen hebben geërfd van de
zonde van onze eerste vader Adam?”
En Jezus: “Mijn dochter, je heb nog niet begrepen dat al het kwaad is in de wil. Het
was de wil die de mens – dat is zijn natuur - verpletterde; het is niet de natuur die de
wil van de mens verpletterde. De natuur bleef op zijn plaats, net zoals die door Mij
was geschapen; er veranderde niets. Het was zijn wil die veranderde en zich afzette
tegen niets minder dan de Goddelijke Wil. Deze rebelse wil verpletterde zijn natuur,
verzwakte die, vervuilde die, en maakte die tot slaaf van de meest verdorven passies.
45
Het ging net zo als met een container vol geuren of kostbare objecten; als die geleegd
wordt en dan gevuld met rotheid of verdorven dingen, verandert dan de container
misschien?
De inhoud is veranderd, maar de container is nog steeds hetzelfde; hoogstens wordt
die meer of minder achtenswaardig, afhankelijk van wat die bevat. Zo was de mens.
Welnu, ontvangen worden in de schoot van een schepsel van het menselijk ras,
schaadde mijn Mama niet, omdat haar ziel immuun was voor iedere zonde. Er was
geen scheiding tussen haar wil en de Wil van haar God. De goddelijke stromen
vonden geen obstakel of tegenstand in haar wanneer zij zich in Haar uitstortte; ieder
ogenblik stond zij onder de stortregen van nieuwe genaden. Dus met deze wil in deze
ziel, geheel heilig, zuiver en schoon, bleef de container van haar lichaam dat Zij
ontving van haar moeder, geurig, hersteld, geordend, vergoddelijkt zodanig dat zij
uitgesloten werd van alle natuurlijke zorgen waarmee de menselijke natuur wordt
bestormd. Ach, ja! Zij was degene die het zaad van het: “Uw Wil geschiede op aarde
zoals in de Hemel” ontving en dit veredelde Haar en herstelde in Haar de oorsprong
zoals de mens door Ons werd geschapen vóór Hij zondigde. Nog sterker, Zij overtrof
het. Het verfraaide Haar zelfs meer, door de voordurende stromen van dat Fiat, wat
het unieke vermogen heeft om beelden te reproduceren totaal gelijk aan Degene Die
hen schiep. En krachtens de Goddelijke Wil die in Haar handelde, kan men zeggen
dat wat God is van nature Zij is door genade. Onze Wil kan alles doen en kan overal
geraken, als de ziel Ons de vrijheid schenkt te handelen en ons werk niet hindert met
haar eigen wil”.
deel 16 – 26 december 1923
Ik ging doorheen zeer bittere dagen omdat ik Jezus miste. Ik voelde me een
afschuwelijke vod wat Jezus weg had gelegd omdat het Hem zo tegenstond, zo vuil
was het. In mijn binnenste hoorde ik zeggen: “In mijn Wil zijn er geen vodden, maar
alles is leven – en wel goddelijk leven. Een vod is gescheurd, wordt vuil omdat het
geen leven bevat; integendeel, in mijn Wil die leven bevat en leven geeft aan allen, is
er geen gevaar dat de ziel in stukken kan worden gescheurd en nog minder dat ze vuil
wordt.”
Ik besteedde hier geen aandacht aan een en dacht bij mezelf: “Wat een mooie
kerstvakantie geeft Jezus me. Het laat zien hoe veel Jezus me liefheeft.”
En Hij bewoog zich binnen in mij en vervolgde: “Mijn dochter, voor wie mijn Wil
doet (en er in leeft) is het altijd Kerstmis. Als de ziel mijn Wil binnen gaat, word Ik
ontvangen in haar act; als ze haar act uitvoert ontwikkelt mijn leven zich; als ze die
voltooit, verrijs Ik weer en de ziel blijft ontvangen in Mij, ontwikkelt haar leven in ’t
Mijne en verrijst weer in mijn eigen acten. Zie eens hoe de kerstvakantie is voor
46
degene die, één maal per jaar, zich voorbereiden en zichzelf plaatsen in mijn genade
en zo iets nieuws ervaren in verband met mijn geboorte binnen in hen. Maar voor
iemand die mijn Wil doet is het altijd Kerstmis; Ik word weer geboren in ieder van
haar acten. Dus zou je willen dat Ik in jou één maal per jaar geboren wordt? Nee,
nee – voor iemand die mijn Wil doet (en er in leeft) moet mijn geboorte, leven, dood
en verrijzenis één voortdurende act zijn, die nooit onderbroken wordt; wat zou
anders het verschil zijn, de onmetelijke afstand, met andere heiligheid.”
Toen ik dit hoorde voelde ik me verbitterd en dacht bij mijzelf: “Wat een fantasie!
Wat ik hoor is niets anders dan zeer subtiele hoogmoed van mij... Alleen mijn
hoogmoed kon me dit suggereren en komt tot het punt dat die me zo vele dingen over
de Wil van God laat opschrijven. De andere zijn goed, nederig en daarom durft
niemand ooit iets op te schrijven. En terwijl ik hierover nadacht, voelde ik zo’n pijn
alsof mijn hart brak en ik probeerde mezelf af te leiden om niets te horen. Wat een
vreselijk gevecht, het gaat naar het gevoel te sterven!
Terwijl ik in deze toestand was, toonde mijn geliefde Jezus zich, alsof Hij meer wilde
zeggen over zijn allerheiligste Wil en ik zei: “Mijn Jezus, help mij. Ziet U niet
hoeveel hoogmoed er zit in mij? Heb medelijden met mij – bevrijd mij van deze
sublieme hoogmoed; ik wil niets weten – het is mij genoeg om U lief te hebben.”
En Jezus: “Mijn dochter, kruizen, smarten, pijnen zijn als een pers voor de ziel. Zoals
de wijnpers dient om de druiven te breken en te pellen zodat de wijn aan de ene kant
overblijft en de schil aan de andere kant, zo pellen kruizen en pijnen als een pers de
eigenliefde, hartstochten en alles wat menselijk is af van de ziel en blijft de zuivere
wijn van de deugden over. En zo vinden mijn deugden de weg om te communiceren
en zichzelf af te drukken binnenin de ziel, als op een zuiver wit doek, met
onuitwisbare letters. Hoe kun je daarom bang zijn, als Ik, telkens als Ik je mijn
waarheden over mijn Wil openbaarde, deze waarheden altijd vooraf werden gegaan
door kruizen smart en pijnen – en telkens door intensere en fellere pijnen? Dat was
niets anders dan de druk van de pers die Ik voor jou gebruikte om al het menselijke
van je te pellen. Het was mijn belang meer dan het jouwe, dat deze waarheden niet
werden vermengd met de pel van menselijke hartstochten.”
En ik: “Mijn Jezus, vergeef me dat ik U dit vertelde, maar U bent zelf de oorzaak van
mijn zorgen. Als U me niet zou verlaten, U niet zou verbergen en mij niet van U zou
beroven, zou er geen ruimte in mij zijn om deze angsten op te laten komen... Ach,
Jezus, U laat me sterven, maar een wrede dood en een dubbele dood, omdat ik niet
sterf. Ach, als ik de dood maar kon doormaken en sterven, hoe zoet zou dat zijn voor
mij. Ach Jezus, ik zeg U – ik kan het niet meer dragen; òf U blijf bij me of U neemt
me met U mee.”
Welnu, terwijl ik dit zei, omklemde mijn aanbiddelijke Jezus me in zijn armen en met
zijn handen bond Hij me a.h.w. vast met touwen; en het leek of ik onder een pers
werd gelegd en geperst en gebroken. Ikzelf ben niet in staat de pijn te verwoorden die
ik binnenin me gewaar werd; Hij alleen, die me deed lijden, kent die.
47
Nadien zei Hij: “Geliefde dochter van mijn Wil, kijk binnenin Mij, hoe mijn verheven
Wil zelfs niet één enkele levensadem gaf aan de wil van mijn Mensheid; en zelfs
ofschoon dit heilig was, werd Mij zelfs dat niet toegestaan. Ik moest onder druk
blijven staan – meer dan een pers – van een goddelijke, oneindige, eindeloze Wil die
het leven uitmaakte van ieder van mijn hartslagen, woorden en acten; en mijn kleine
menselijke wil stierf in iedere harteklop, adem, act, woord enz. Maar die stierf
werkelijk – het voelde echt als dood, omdat die nooit leven had. Ik had alleen mijn
menselijke wil om die voortdurend te laten sterven en zelfs ofschoon dit een grote eer
was voor mijn Mensheid, was dit het grootste wonder: iedere dood van mijn
menselijke wil, werd vervangen door een leven van de Goddelijke Wil. Dit
voortdurend sterven was het grootste, moeilijkste, meest bittere en pijnlijke
martelaarschap van mijn Mensheid.
Oh hoe vielen de pijnen van mijn Passie in het niet vergeleken bij dit voortdurend
sterven van Mij. En alleen hierdoor vervolmaakte Ik de volledige glorie van mijn
hemelse Vader en Ik beminde Hem met een liefde die iedere andere liefde voor alle
schepselen overtreft.
Sterven, lijden, iets groots doen af en toe en met tussenpozen, is niet zo groots. Ook
de heiligen, de goede en andere schepselen hebben gewerkt, geleden en zijn
gestorven. Maar omdat het geen voortdurend lijden, werken en sterven was, bracht
dat noch volmaakte glorie aan de Vader, noch verlossing die allen ten goede kwam.
Daarom mijn dochter, pasgeborene van mijn eeuwige Wil, sla acht op waar jouw
Jezus je roept en je wil: onder de pers van mijn Goddelijke Wil, zodat jouw wil
voortdurend sterft net zoals mijn menselijke wil. Anders zou Ik het nieuwe tijdperk
niet kunnen laten ontstaan waarin mijn Wil zal gaan regeren op aarde. Dat heeft de
voortdurende act, pijnen, sterven nodig om van de Hemel het “Uw Wil geschiede” te
bemachtigen.
Besteed hier aandacht aan, mijn dochter; let niet op anderen – niet op mijn heiligen
of op de wijze waarop Ik met hen omging, waardoor je verrast ben door de manier
waarop Ik jou behandel. Met hen wil Ik het ene doen, met jou iets anders.” Toen Hij
dit zei, nam Hij de houding aan van de gekruisigde en legde zijn voorhoofd tegen het
mijne en zijn hele persoon op mij, en ik bleef onder zijn druk en geheel ten prooi aan
zijn Wil.
deel 16 – 29 december 1923
Ik zat te bidden toen ik me buiten mezelf bevond in een plaats waar een kruisbeeld op
de grond lag. Ik ging er dicht bij zitten om zijn allerheiligste wonden te aanbidden en
te kussen, maar terwijl ik dat deed kwam het kruisbeeld tot leven. Hij maakte de
48
spijkers in zijn handen los van het kruis, omhelsde mijn nek, en drukte zich zeer vast
tegen me aan.
Bang dat het niet Jezus was, probeerde ik me te bevrijden uit de greep en Jezus zei:
“Mijn dochter, waarom wil je van Me weggaan? Wat is er – wil je Me verlaten? Weet
je niet dat er tussen jou en Mij een eeuwige band is die ons samen houdt en dat jij
noch Ik zich los kan maken omdat wat eeuwig is, binnengaat in Mij en onafscheidelijk
wordt van Mij? Alle acten die we samen hebben gedaan in mijn Wil zijn eeuwige
acten en net zo eeuwig is mijn Wil. Daarom heb je iets van jezelf in Mij en Ik heb iets
van Mezelf in jou. Een eeuwige ader stroomt in jou die ons onafscheidelijk maakt; en
hoe meer je doorgaat je acten in mijn Wil te vermenigvuldigen, des te meer neem je
deel aan wat eeuwig is. Dus waar wil je naar toe? Ik wachtte op je dat je Me zou
verlichten en Me bevrijden uit deze plaats waar het menselijk verraad Mij heeft
ingestort en Mij barbaars gekruisigd heeft door verborgen zonden en geheim kwaad.
Daarom klampte Ik Me aan je vast, opdat je Me zou bevrijden en Me met je mee zou
nemen.” Ik drukte Hem tegen me aan, ik kuste Hem en bevond me met Hem in mijn
kamertje. Ik kon zien hoe mijn binnenste in zijn centrum was en dat van Hem in mij.
Nadien ontving ik de H. Communie en zoals gewoonlijk riep ik alle geschapen
dingen, plaatste die rondom Jezus, zodat die alle Hem omgaven als een kroon en zij
de liefde beantwoordden en eer brachten aan hun Schepper. Zij renden allen na mijn
oproep en ik kon in heldere tekens al de liefde van mijn Jezus voor mij zien in alle
geschapen dingen. Jezus wachtte in mijn hart, met veel tederheid van liefde, op de
beantwoording van zoveel liefde; en ik, zwevend boven alles en alles omhelzend,
ging zitten aan de voeten van Jezus en zei: “Mijn liefde, mijn Jezus, U hebt alles voor
mij geschapen en gaf het mij als een geschenk: daarom is alles van mij en ik geef het
aan U uit liefde. Dus zeg ik U: “Ik houd van U” in iedere druppel licht van de zon;
“Ik houd van U” in het flikkeren van de sterren, “Ik houd van U” in iedere druppel
water. Uw Wil staat me toe uw “Ik heb je lief” voor mij zelfs in de diepsten van de
oceaan te zien en ik druk mijn “Ik houd van U” voor U, op iedere vis die door de zee
schiet. Ik wil mijn “Ik houd van U” indrukken in de vlucht van iedere vogel – “Ik heb
U lief” overal, mijn Liefde. Ik wil mijn “Ik heb U lief” indrukken in de vleugels van
de wind, in de beweging van de bladeren, in ieder vonkje vuur – “Ik heb U lief”
namens mij zelf en namens allen.
De hele schepping zei samen met mij “Ik heb U lief”, maar ik wilde alle
mensengeneraties omhelzen in de eeuwige Wil om allen te laten knielen voor Jezus
zodat allen hun plicht zouden doen met te zeggen “Ik bemin U, Jezus” in ieder van
hun acten, woorden en gedachten, maar zij ontsnapten mij en ik raakte verloren en
wist niet hoe het te doen. Ik zei dit aan Jezus en Hij zei: “Toch mijn dochter is leven
in mijn Wil precies dit: de hele schepping bij Mij brengen en namens allen, hun
plichten weer vervullen. Niemand moet je ontsnappen, anders vindt mijn Wil leegten
in de schepping en is niet voldaan. Maar weet je waarom je niet allen vindt en velen
je ontsnappen? Het is de macht van de vrije wil. Ik wil je echter een geheim vertellen
49
– waar kun je hen allen vinden: kom binnen in mijn Mensheid en je zult al hun acten
vinden, alsof die in bewaring gegeven waren; Ik nam het op Mij om voor mijn
hemelse Vader namens hen genoegdoening te geven. Ga en volg al mijn acten na, die
de acten van allen waren, zo zal je alles vinden en je zult Mij liefde terugbrengen
voor iedereen en alles. Alles is in Mij; omdat Ik alles voor allen deed, is in Mij alles
ondergebracht; Ik geef de goddelijke Vader namens allen de plicht van de liefde en
wie het verlangt kan Mij gebruiken als weg en middel om naar de Hemel op te
stijgen.” Ik ging binnen in Jezus en ik vond met gemak iedereen en alles. En terwijl
ik de werken van Jezus volgde, zei ik: “Ik hen U lief in iedere gedachte van het
schepsel; Ik heb U lief in de vlucht van iedere blik; ik heb U lief in de klank van ieder
woord; ik heb U lief in iedere harteklop, adem en genegenheid; ik heb U lief in iedere
druppel bloed, in ieder werk en voetstap...” Maar wie kan alles vertellen wat ik deed
en zei? Veel dingen zijn niet te verwoorden; nog sterker, wat men zegt is zeer slecht
gezegd, vergeleken bij de manier waarop het wordt gezegd als men samen met Jezus
is... Terwijl ik zei: “Ik heb U lief” bevond ik me in mezelf.
deel 16 – 4 januari 1924
Ik overwoog de woorden van Jezus in de Hof toen Hij zei: “Vader als het mogelijk is,
laat deze kelk aan Mij voorbij gaan, maar niet mijn wil maar uw Wil geschiede.” En
mijn lieve Jezus bewoog in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, denk je dat het ging
om de kelk van mijn lijden dat Ik tot de Vader zei: Vader, als het mogelijk is, laat
deze kelk aan Mij voorbijgaan? Helemaal niet. Het was de kelk van de menselijke wil
die zoveel bitterheid en ondeugd bevatte, dat mijn menselijke wil verenigd met de
goddelijke zo’n afkeer, verschrikking en angst gewaar werd dat Ik uitriep: “Vader,
als het mogelijk is, laat deze kelk aan Mij voorbijgaan... !”Hoe lelijk is de menselijke
wil zonder de Goddelijke Wil, die zich insluit in iedere schepsel als in een kelk. Er
bestaat geen kwaad in de generaties waar dit niet de oorsprong, het zaad, de bron is.
En toen Ik mijzelf bedekt zag met al dit kwaad, voortgekomen uit de menselijke wil,
voelde Ik Me, voor de heiligheid van mijn Wil, als stervende. En Ik zou inderdaad
gestorven zijn als de Godheid Mij niet had ondersteund.
Maar weet je waarom Ik er drie keer aan toevoegde niet mijn wil maar Uw Wil
geschiede.” Ik voelde op Mij de willen van alle schepselen samen – al hun kwaad en
namens allen riep Ik tot de Vader: Moge de menselijke wil niet meer gedaan worden
op aarde, maar de Goddelijke Wil. Moge de menselijke wil worden uitgebannen en
moge de Uwe regeren.”
Ik wilde dit doen aan het begin van mijn Passie omdat dit Mij het meest interesseerde
en het was het belangrijkste: op aarde uitroepen “Uw Wil geschiede” op aarde zoals
in de Hemel – daarom zei Ik vanaf dat moment namens allen: “Niet mijn Wil maar de
Uwe geschiede.” Vanaf dat moment startte Ik het tijdperk van het “Uw Wil
50
geschiede” op aarde. En door het driemaal te zeggen was het de eerste keer om het te
starten, de tweede om het te laten neerdalen en de derde keer om het aan te stellen
als leider en beheerder. En door te zeggen “Niet mijn wil maar de Uwe geschiede”
had Ik de bedoeling de schepselen te ontdoen van hun wil en hen te vullen met de
Goddelijke Wil.
Omdat Ik nog maar enkele uren had alvorens te sterven, wilde Ik met mijn hemelse
Vader overleggen over mijn primaire doel waar voor Ik op aarde kwam – dat de
Goddelijke Wil zijn ereplaats zou innemen in het schepsel. Dit was de eerste act van
de mens geweest – zich terug trekken van de verheven Wil – en daarom onze eerste
belediging. Al zijn andere zonden zijn van de secondaire orde. Het is altijd mijn Wil
in alles op de eerste plaats te komen. En zelfs ofschoon de vruchten van de Verlossing
konden worden gezien vóór de effecten, was het krachtens dit contract wat Ik sloot
met mijn goddelijke Vader, dat zijn Fiat zou komen heersen op aarde om het ware
doel van de schepping van de mens en het primaire doel waarvoor Ik op aarde kwam
en dat de mens de vruchten van de Verlossing kon bekomen. Anders zou mijn wijsheid
zonder orde zijn gebleven. Als de oorsprong van het kwaad zijn wil was, was het deze
wil die Ik moest ordenen en herstellen, door de Goddelijke Wil en de menselijke wil
weer te verenigen. En zelfs ofschoon de vruchten van de Verlossing het eerste te zien
waren, zegt dit niets. Mijn wil is als een koning die ofschoon hij de eerste onder allen
is, als laatste aankomt, voorafgegaan vanwege eer en waardigheid, door zijn volk,
leger, dienaren, prinsen en het hele koninklijk hof. Daarom waren de vruchten van de
Verlossing eerst nodig zodat het koninklijk hof, het volk, het leger en de dienaren
waardig bevonden werden voor de majesteit van mijn Wil.
Maar weet je wie de eerste was die samen met Mij uitriep: “Niet mijn Wil maar Uwe
geschiede”?
Het was de kleine pasgeborene van mijn Wil, mijn dochtertje, die zo’n afkeer en
angst had voor haar wil dat ze zich vastklampte aan Mij. En bevend riep ze samen
Mij uit: “Vader als het mogelijk is, laat deze kelk aan Mij voorbijgaan.” En wenend
voegde zij er met Mij aan toe: “Niet mijn wil maar de Uwe geschiede.” Ach ja, jij
was samen met Mij bij dat eerste contract met mijn hemelse Vader omdat tenminste
één schepsel nodig was om dit contract geldig te maken. Aan wie het anders te
schenken? Aan wie het toe vertrouwen? En om de bewaring van het contract veiliger
te maken, schonk Ik je al de vruchten van mijn Passie als gift en stelde die op rondom
jou als een geweldig leger dat, terwijl het het koninklijke hof van mijn Wil vormde,
ten strijde trok tegen jouw wil.
Wees daarom moedig in de toestand waarin je je bevindt. Verwijder de gedachte dat
Ik je zou verlaten; het zou tegen mijn Wil ingaan omdat Ik het contract van mijn Wil
in jou bewaar. Dus, wees vredig; het is mijn Wil die je test en je niet alleen wil
zuiveren maar zelfs de schaduw van je wil wil vernietigen. Dus zet je vlucht in mijn
Wil in alle vrede voort en maak je nergens zorgen over. Je Jezus doet alles zodat
alles wat binnenin je en buiten je kan gebeuren, mijn Wil zelfs standvastig doet zijn
51
en zijn grenzen in jou zal uitbreiden in jouw menselijke wil. Ik zelf zal het ritme in je
binnenste handhaven om alles in jou te leiden volgens mijn Wil.
Ik hield Me met niets anders bezig dan met de Wil van mijn Vader en omdat alles
daarin aanwezig is, hield Ik Me met alles bezig. En als Ik een gebed aanleerde was
het geen ander dan dit – dat de Goddelijke Wil geschiedt op aarde zoals in de Hemel.
Dit was echter het gebed dat alles insloot. Daarom bewoog Ik alleen rondom de
verheven Wil; mijn woorden, pijnen, werken, hartslag, waren gevuld met hemelse
Wil. Zo wil Ik dat jij ook doet: je moet er zo omheen cirkelen dat je je brandt aan de
eeuwige adem van het vuur van mijn Wil, zodat je alle andere kennis verliest en niets
anders weet als mijn Wil – enkel mijn Wil en altijd.”
deel 16 – 14 januari 1924
Ik overwoog het mysterie van de geseling, vol medelijden met mijn Jezus op het
ogenblik dat Hij Zichzelf zo verward zag te midden van zijn vijanden – ontdaan van
zijn kleren, onder een storm van slagen. En mijn aanbiddelijke Jezus, die uit mijn
binnenste kwam in de toestand waarin Hij zich bevond toen Hij werd gegeseld zei:
“Mijn dochter, wil je weten wat de reden was waarom Ik werd ontkleed toen Ik werd
gegeseld? In ieder geheim van mijn Passie hield Ik me eerst bezig met de breuk
tussen de menselijke wil en de Goddelijke Wil en dan met de beledigingen die de
breuk teweegbracht. Toen de mens in Eden de band van eenheid verbrak tussen de
verheven Wil en zijn eigen wil, ontdeed hij zich van de koninklijke gewaden van mijn
Wil en bekleedde zich met de ellendige vodden van zijn eigen wil – zwak, labiel, niet
in staat tot iets goeds. Mijn Wil was een zoete verrukking voor hem, die hem
opgenomen hield binnenin een zeer zuiver licht, die hem niets anders deed kennen
dan zijn God waaruit hij voortkwam en die hem niets anders gaf dan onmetelijk
geluk. En hij werd zo geabsorbeerd door alles wat zijn God hem gaf dat hij geen
aandacht had voor zichzelf. Oh, hoe gelukkig was de mens en hoe verheugd was de
Godheid, hem zo veel deeltjes van zijn Wezen te geven als het schepsel kan bevatten
om hem gelijk te maken aan Zichzelf. Dus zo gauw hij de eenheid van onze
Goddelijke Wil met de zijne verbrak, verloor hij het koninklijk gewaad, en verloor hij
de verrukking, het licht en het geluk. Hij keek naar zichzelf zonder het licht van mijn
Goddelijke Wil en naar zichzelf kijkend zonder de verrukking die hem opgenomen
hield, kende hij zichzelf en voelde zich beschaamd. Hij was bang van God, zo zeer dat
zijn natuur zelf de droevige effecten voelde: hij was koud, werd zijn naaktheid
gewaar en had sterk de behoefte zich te bedekken. En zoals onze Goddelijke Wil hem
vast hield in de haven van onmetelijk geluk, zo bracht zijn wil hem in de haven van
ellenden.
52
Onze Wil was alles voor de mens en hij vond daarin alles. Het was rechtvaardig dat
hij, uit Ons geboren en levend in onze Wil als ons liefhebbend kind, er van zou leven.
En deze Wil moest zorgen voor alles wat hij nodig had. Daarom had hij, als hij wilde
leven van zijn wil, alles nodig omdat de menselijke wil niet de kracht heeft om te
voorzien in alle behoeften en die bevat in zich niet de bron van het goede. Dus werd
hij gedwongen met veel inspanning in de noodzakelijke levensbehoeften te voorzien.
Kijk dus wat het betekent niet verenigd te zijn met mijn Wil. Oh, als iedereen dat wist,
zij zouden maar één enkel verlangen hebben: dat mijn Wil gaat heersen op aarde!
Als Adam daarom zich niet had teruggetrokken uit de Goddelijke Wil, zou zijn natuur
ook geen behoefte gehad hebben aan kleding; hij zou zich niet geschaamd hebben
voor zijn naaktheid en hij zou ook niet geleden hebben onder kou, hitte, honger en
zwakte. Maar deze natuurlijke dingen waren nog niets; zij waren eerder symbolen
van het grote goed dat zijn ziel was kwijt geraakt. Dus, mijn dochter, voordat Ik werd
vastgebonden aan de zuil om te worden gegeseld, wilde Ik ontkleed worden om te
lijden en eerherstel te brengen voor de naaktheid van de mens, toen hij zich ontdeed
van het koninklijk gewaad van mijn Wil. Ik werd zo’n verwarring en pijn binnenin
Mij gewaar, toen Ik Mijzelf ontkleed zag te midden van vijanden die Mij belachelijk
maakten, dat Ik weende over de naaktheid van de mens en Ik bood mijn naaktheid
aan aan mijn hemelse Vader, opdat de mens ooit weer bekleed zou worden met het
koninklijk gewaad van mijn Wil.”
Toen ik dit hoorde zei ik verbaasd: “Mijn geliefde Jezus, hoe is het mogelijk dat de
mens omdat hij zich terugtrok uit uw Wil de behoefte voelde zich te kleden, zich
schaamde, bang was...?
En dan, U deed altijd de Wil van de hemelse Vader, U was één met Hem en uw
Mama erkende nooit haar wil – toch had U behoefte aan kleding, voeding en u leed
onder kou en hitte...” En Jezus vervolgde: “Toch is het precies zo, mijn dochter. Als
de mens zich schaamde voor zijn naaktheid en onderhevig was aan veel natuurlijke
ellende, was dat juist omdat hij de zoete verrukking van mijn Wil verloor; en zelfs
hoewel het kwaad werd bedreven door de ziel, niet door zijn lichaam, was het
lichaam echter de indirecte medeplichtige met de slechte wil van de mens. Zijn
natuur bleef a.h.w. ontheiligd door de slechte wil van de mens. Daarom moeten de
een zowel als de ander de pijn voelen van het bedreven kwaad.
Wat betreft Mijzelf deed Ik inderdaad altijd de verheven Wil, maar Ik kon geen
onschuldige mens vinden, geen mens vóór de zonde; Ik vond eerder een zondaar met
al zijn ellende. En dus moest Ik Me bij hem voegen, en al het kwaad van de mens op
Mij nemen en Mij onderwerpen aan al de noodzakelijkheden van het leven alsof Ik
één van hen was. In Mij echter was er dit wonder: als Ik het wilde, had Ik niets nodig,
geen kleding, voedsel of iets anders. Maar Ik wilde het niet gebruiken uit liefde voor
de mens. Ik wilde Mezelf opofferen in alles, zelfs in de onschuldigste dingen door Mij
geschapen om hem mijn vurige liefde te bewijzen. Nog sterker, dit diende om mijn
goddelijke Vader te smeken dat Hij de mens het edele koninklijke gewaad van Onze
Wil zou teruggeven, uit achting voor Mij en mijn Wil, volledig aan Hem geofferd”.
53
deel 16 – 20 januari 1924
Ik bevond me in de moeilijke situatie dat ik mijn geliefde zoals gebruikelijk miste en
ik voelde me ondergedompeld in bitterheid, beroofd van Hem die de zon, warmte,
glimlach en geluk doet ontstaan in mijn arme ziel. Zonder Hem is het altijd nacht; Ik
bleef verstijfd van de kou door Hem te missen – ik ben ongelukkig. Dus voelde ik me
bedrukt; en mijn lieve Jezus bewoog in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, heb
moed, geef jezelf niet ten prooi aan bedruktheid. Als je eens wist hoeveel Ik lijd als Ik
jou zie lijden! Ik lijd zo veel dat Ik je in slaap breng om je niet te zien lijden, maar Ik
blijf dicht bij je; Ik verlaat je niet. En terwijl je slaapt, doe Ik voor jou wat we samen
moesten doen, als je wakker zou zijn; omdat jij het niet bent die wil slapen maar Ik en
dus vervang Ik jou. Zie je hoeveel Ik van je hou. Als je wist hoe veel Ik lijd, als Ik zie
dat je wakker wordt en zenuwachtig bent omdat je niet hebt beseft hoe dicht Ik bij je
was, omdat Ik zelf je in slaap bracht in de kwelling van Mij te missen. Het is waar dat
je lijdt – Ik lijd ook; maar het is de band van mijn Wil die ook hierin in jou stroomt en
je meer omklemmend, maakt die onze eenheid stabieler.
Heb daarom moed en herinner je dat je het bootje van mijn Wil bent; en de
Goddelijke Wil is geen zee van water, waar boten, schepen en passagiers aan meren,
waar zij rusten, een goede tijd hebben en waar veel passagiers zelfs niet terug gaan
om de zee over te steken. De zee van mijn Wil is een zee van Licht en Vuur, zonder
haven en zonder kust. Daarom zijn er geen haltes voor mijn bootje. Zij moet die
voortdurend oversteken maar met zo’n snelheid dat zij in één van haar hartslagen en
acten de hele eindeloze eeuwigheid insluit; zodanig dat zij die verbindt met die
eeuwige hartslag en act die de hartslag en act van iedereen is. En jij die alsmaar
oversteekt zult met ieder van jouw hartslagen de eeuwigheid rondgaan; je zult alles
nemen en je zult Ons alles brengen wat van de Godheid komt om te geven en te
ontvangen – maar die geeft zonder te ontvangen. En mijn bootje heeft de taak de
onmetelijke zee van mijn Wil over te steken om alles terug te geven wat van Ons
komt. Dus als je jezelf bezwaard voelt, zul je de aandacht verliezen in de ronde en de
zee van mijn Wil die de schokken door de snelle ronden van mijn bootje niet voelt, zal
je zelfs meer verbranden en je zult zelfs zenuwachtiger worden omdat je Me mist.
Maar als je rond blijft gaan, zul je lijken op een zacht briesje dat verfrissing brengt in
mijn vuur, en je zult dienen om de kwelling te milderen waaronder je lijdt vanwege
het feit dat je Me mist.”
deel 16 – 2 februari 1924
Ik voelde me heel bedrukt omdat ik mijn lieve Jezus miste en om andere redenen, die
ik niet op papier hoef te zetten; en mijn lieve Jezus, die in mijn binnenste bewoog en
mij tegen Zich aan drukte om me kracht te geven, want ik had het gevoel of ik
54
bezweek, zei: “Mijn dochter, mijn Wil is leven en beweging van alles. Maar weet je
wie zijn beweging volgt en opvliegt in mijn eeuwige Wil zodat zij rond zwerft zoals
Hij, in de sfeer van de eeuwigheid, waar dan ook en wat ze ook doet? De ziel die zich
volledig overgeeft aan mijn heilige Wil. De overgave vormt de vleugels om samen
met mijn Wil te vliegen. Als de overgave eindigt, verliest zij haar vlucht en haar
vleugels worden vernietigd. Iedereen voelt daarom de beweging, het leven van mijn
Wil, omdat er geen beweging is die niet van Mij komt, maar zij blijven op de plaats
waar zij zijn. Alleen degene de vleugels heeft van de overgave aan Mij en dezelfde
weg volgt als mijn Wil, vliegt over alles heen, zowel in de Hemel als op aarde, gaat
het domein van de eeuwigheid binnen, zwerft rond te midden van de drie goddelijke
Personen, dringt door in hun intiemste schuilplaatsen en wordt zich bewust van hun
geheimen en hun zaligheden.
Het gaat zoals een motor waarbij het belangrijkste wiel in het midden zit en veel
andere wieltjes er rondom die er aan vast zitten. Als het eerste wiel beweegt, komen
alle in beweging maar zij raken nooit het eerste wiel en zij weten ook niet wat het
doet en wat voor goeds het bevat. Maar er is een ander klein wiel dat niet vast zit en
door een mechanisme gaat het voortdurend tussen de kleine wieltjes door om
aanwezig te zijn bij iedere beweging van het primaire wiel en dan start het zijn ronde
weer. Welnu, dit bewegende wieltje weet wat er zich afspeelt in het primaire wiel en
deelt in het goede wat het bevat. Het eerste wiel is mijn Wil; de wieltjes die vast zitten
zijn de zielen die overgelaten zijn aan zichzelf waardoor zij niet in beweging komen
voor het goede; het bewegende wieltje is de ziel die in mijn Wil leeft en het
mechanisme is haar volledige overgave aan Mij. Daarom is ieder gebrek aan
overgave aan Mij een ronde die je verliest in het domein van de eeuwigheid...
Als je eens wist wat het betekent om een eeuwige ronde te missen!”
Toen ik dit hoorde zei ik: “ Maar zeg me, mijn Liefde, wat betekent eeuwigheid en
wat is deze eeuwige ronde?” En Jezus vervolgde: “Mijn dochter, eeuwigheid is een
onmetelijke cirkel waarvan je niet weet waar die begint of waar die eindigt. In deze
cirkel is God, zonder begin en zonder einde, waarin Hij oneindig geluk, zaligheid,
vreugde, rijkdommen en schoonheid bezit. Bij iedere goddelijke beweging die nooit
ophoudt, schenkt Hij vanuit deze eeuwigheidcirkel nieuw geluk, nieuwe schoonheid,
nieuwe zaligheid. Maar deze nieuwe act wordt nooit onderbroken; onderling
verschillend is onze tevredenheid altijd nieuw – de een anders dan de ander. Onze
zaligheden zijn zo groot en zo talrijk dat als We genieten van de een, een andere Ons
voortdurend verrast en zij eindigen nooit, zij zijn eeuwig – onmetelijk zoals Wij. En
wat eeuwig is heeft het vermogen om steeds nieuwe dingen te laten ontstaan. Wat oud
is, dingen die herhaald worden, bestaan niet in wat eeuwig is.
Maar weet je wie de Hemel deelt in deze nieuwe Act die nooit uitgeput raakt? Degene
die op aarde meer goed hebben gedaan. Dit goede zal zijn als het zaad dat hun de
kennis van onze zaligheden, vreugden, schoonheid, liefde en goedheid schenkt. En
55
naargelang het goede wat de ziel op aarde heeft gedaan, wat overeenstemt met onze
verschillende zaligheden – zal zij dichter bij Ons komen en met grote slokken zal zij
zich vullen met de zaligheid waarvan zij het zaad bevat, tot dat ze overloopt. Zij zal
deelgenoot worden van alles wat de eeuwigheidcirkel bevat en zij zal gevuld worden
naargelang de hoeveelheid zaad die zij op aarde heeft verkregen.
Het zal gaan als met iemand die muziek, een vak of een wetenschap heeft geleerd. Als
er muziek wordt gemaakt, luisteren en genieten velen ervan maar wie verstaat het?
Wie wordt gewaar hoe al die noten van vreugde of smart binnen dringen in zijn
verstand en afdalen in zijn hart. Wie voelt zich vervuld en ziet in actie de beelden die
die muziek uitdrukt. Degene die heeft gestudeerd en zich heeft ingespannen om te
leren. De anderen genieten, maar verstaan het niet. Hun vreugde komt door de
waarneming via het gehoor, maar hun innerlijk blijft ervan verstoken. Hetzelfde geldt
voor wie met wetenschap bezig is geweest, Wie geniet meer, degene die heeft
gestudeerd en zijn verstand uitgeput heeft in boeken over vele wetenschappelijke
dingen; of iemand die er alleen naar gekeken heeft? Voorzeker, degene die heeft
gestudeerd heeft profijt, kan verscheidende posities bekleden; de ander daarentegen
kan alleen genieten met zijn zintuigen, als hij iets ziet in verband met wetenschap. En
hetzelfde geldt voor alle andere dingen. Als dit gebeurt op aarde, nog veel meer geldt
dit in de Hemel waar de rechtvaardigheid oordeelt met de maatstaven van de liefde
over iedere kleine act van het schepsel en aan die goede act oneindig geluk, vreugde
en schoonheid verbindt.
Welnu, wat zal er gebeuren met de ziel die in mijn Wil heeft geleefd, waarin al haar
acten verblijven als een eeuwig en goddelijk zaad? De eeuwigheidcirkel zal zoveel
over haar uitstorten dat het hele hemelse Jeruzalem verbaasd zal staan en nieuwe
feesten zal schenken en nieuwe glorie zal ontvangen.
deel 16 – 8 februari 1924
Ik verenigde mezelf totaal met de Goddelijke Wil en zo plaatste ik mezelf, als de
kleinste van allen, vóór alle generaties, zelfs voor Adam en Eva werden geschapen,
zodat ik, vóórdat zij zondigden, voor hen de act van eerherstel voor de goddelijke
majesteit kon voorbereiden – omdat er in de Goddelijke Wil geen verleden en
toekomst is, maar alles is tegenwoordig – en zodat ik, als kleintje, Die kon benaderen
om te pleiten en mijn kleine acten er in kon stellen, om al de acten van de schepselen
te bekleden met zijn Goddelijke Wil en daardoor Die te kunnen verbinden met de
gebroken menselijke wil en die te verenigen.
Welnu, terwijl ik dit deed was mijn niets-zijn, mijn ellende en mijn buitengewone
kleinheid zo erg dat ik bij mezelf zei: “In plaats van mezelf op te stellen vóór
iedereen in de allerheiligste Wil, zou ik beter achter iedereen gaan staan, zelfs achter
56
de laatste mens die nog gaat komen omdat ik de meest verwerpelijke en de
ellendigste van allen ben is de laatste plaats voor mij het meest gepast”. Terwijl ik dit
deed, kwam mijn geliefde Jezus vanuit mijn binnenste, pakte mijn hand en zei: “Mijn
dochtertje, in mijn Wil moeten de kleintjes voor allen gaan; nog sterker, binnenin
mijn schoot. Wie moet voorspreken, herstellen en onze Wil moet verenigen niet alleen
met de hare, maar met die van allen, moet Ons zo nabij zijn en zo met Ons verenigd
dat zij al de weerkaatsingen van de Godheid opvangt om die in zichzelf te
vermenigvuldigen. Zij moet gedachten hebben die allen toebehoren; woord, werk,
voetstap, liefde die van allen en voor allen kan zijn. En omdat onze Wil iedereen
insluit, kan die gedachte van jou van allen zijn; kan dat werk, die act, liefde,
gedachte, woord en act van generaties doorstralen en door de kracht van onze Wil
kunnen die tegengif worden, verdedigers, geliefden, werkers enz.
Als je eens wist met hoeveel liefde onze hemelse Vader op je wacht, en de vreugde, de
tevredenheid die Hij ervaart als Hij ziet hoe je, zo klein, de hele schepping op zijn
schoot legt om allen bij Hem terug te laten keren... Hij ervaart de glorie, de
vreugden, het vermaak, hoe het doel van de schepping bij Hem terug komt. Daarom
is het nodig dat je voorop loopt; en hierna zul je omdraaien binnen in onze Wil en
achter iedereen gaan; je zult hen op de schoot nemen en hen allen in onze schoot
brengen. En als We hen bekleed zien met jouw acten in de Goddelijke Wil gedaan,
zullen We hen met meer liefde verwelkomen en We zullen meer geneigd zijn onze Wil
te verbinden met die van de schepselen zodat Die weer volledig kan heersen. Heb
daarom moed; kleintjes lopen verloren in een menigte en daarom is het nodig dat je
voorop gaat om de zending van jouw taak in onze Wil te volbrengen. In onze Wil
hebben de kleintjes geen persoonlijke gedachten of verlangens, maar alles behoort de
hemelse Vader.
Net zoals allen genieten van de zon, overspoeld door zijn licht, omdat die geschapen
is door God voor het heil van allen, op dezelfde wijze hebben allen baat bij de acten
van de kleine dochter van onze Wil die, meer dan de zon, in allen doordringt zodat de
zon van de eeuwige Wil op moge gaan met het doel waarvoor de mensheid werd
geschapen. Raak daarom niet verward in de veelheid van je miseries, je
zelfverachting, van gedachten over je zelf, maar denk alleen aan je taak als kleintje in
onze Wil en heb aandacht voor het volbrengen van je zending.”
deel 16 – 10 februari 1924
Ik overwoog alles wat de afgelopen dagen werd neer geschreven en ik zei bij mezelf
dat het geen noodzakelijke noch serieuze dingen waren. Ik had die ook niet op papier
kunnen zetten, maar de gehoorzaamheid wilde het zo en ik had de plicht om ook
hierin Fiat te zeggen...
57
Maar terwijl ik hierover dacht, zei mijn geliefde Jezus: “Toch was alles noodzakelijk,
mijn dochter, om bekend te maken hoe te leven in de Goddelijke Wil. Door niet alles
te zeggen, zouden sommige facetten van hoe erin te leven ontbreken en daarom
zouden de geschriften niet de volledige uitwerking hebben op het leven in mijn Wil.
Bijvoorbeeld op de overgave in het leven in mijn Wil. Als de ziel zich niet volledig
overgeeft aan mijn Wil, zou ze zijn als een persoon die in een weelderig paleis leeft
en nu eens uit het raam leunt, dan weer uit een balkon en dan naar beneden gaat
naar de voordeur. Op deze wijze gaat de sukkel heel kort door de kamers heen of in
het voorbijgaan en daarom weet ze niets van de regel, van het werk dat het kost, van
het goede wat het bevat, van wat zij er uit kan halen en wat zij ervan weg kan geven.
Wie weet hoeveel goeds er in zit en zij weet er niets van. Daarom houdt zij er niet van
zoals zij zou moeten en zij waardeert dat paleis niet zoals terecht is.
Welnu, voor de ziel die leeft in mijn Wil en er zich niet volledig aan overgeeft, zijn
zelfbespiegelingen, zorgen over zichzelf, angsten, verwarring niets dan de ramen, de
balkons, de voordeuren die zij vormt in mijn Wil; en als zij dikwijls naar buiten gaat,
wordt zij gedwongen om de ellende van het menselijk leven te zien en te ervaren.
En omdat de ellende haar eigendom is, terwijl de rijkdommen van mijn Wil van Mij
zijn, raakt zij meer gehecht aan de ellende dan aan de rijkdommen en dus zal zij de
betekenis van ’t leven in mijn Wil niet graag hebben noch ervan genieten. En omdat
zij de hoofdingang vormt, zal zij er op een dag uit gaan om te leven in het ellendige
krot van haar eigen wil. Kijk dus, hoe volledige overgave aan Mij noodzakelijk is om
te leven in mijn Wil. Mijn Wil heeft de ellende van de menselijke wil niet nodig. Die
wil dat het schepsel samen leeft met de Goddelijke Wil – mooi, net zoals ze geboren
werd uit de schoot van de Goddelijke Wil, zonder de ellendige voorzieningen die zij
zelf trof in de ballingschap van het leven. Anders zou er verschil zijn, dat mijn Wil
verdriet bezorgt en ongeluk voor de menselijke wil.
Zie je hoe noodzakelijk het is om hun duidelijk te maken dat volledige overgave nodig
is om te leven in mijn Wil? En jij beweert dat het niet nodig is om erover te
schrijven? Ik heb medelijden met je, omdat jij niet ziet wat Ik zie en daarom neem je
het licht op. In mijn voorzienigheid daarentegen zie Ik hoe deze geschriften voor mijn
Kerk zullen zijn als een nieuwe Zon die in hun midden zal opgaan; en de mensen
zullen, aangetrokken door zijn stralend licht, zich inspannen om zich om te vormen in
dit Licht en vergeestelijkt worden en vergoddelijkt en daarom zullen zij door de Kerk
te vernieuwen het aanschijn van de aarde vernieuwen.
De leer over mijn Wil is de zuiverste, de mooiste, niet onderhevig aan de schaduw
van de materie of van eigenbelang, noch in de bovennatuurlijke noch in de
natuurlijke orde. Daarom zal Die, net als de zon, het meest indringend, het
vruchtbaarste en de meest welkome en gewaardeerde zijn.
En omdat Die Licht is, zal Die Zichzelf doen verstaan en zijn eigen gang gaan. Die
zal niet onderhevig zijn aan twijfel of verdenking van twijfel; en als sommige
woorden niet verstaan worden, zal dat zijn vanwege te veel licht, dat het menselijk
intellect verduistert en hun niet toelaat de volle waarheid te verstaan. Toch zullen zij
58
geen woord aantreffen wat niet waar is. Hoogstens zullen zij niet in staat zijn het
volledig te verstaan.
Gezien het goede dat Ik zie, maan Ik je daarom aan niets te veronachtzamen bij het
schrijven. Eén gezegde, één uitwerking, één vergelijking met mijn Wil, kan zijn als
weldadige dauw op de zielen, net zoals dauw een weldaad is voor de planten na een
dag van brandende zon of als een stortregen na maandenlange droogte. Jij kunt niet
verstaan hoe één woord al het goede, het licht en de kracht bevat; maar jouw Jezus
weet het en kent degenen voor wie het zal dienen en het heil dat het zal brengen.”
Welnu, toen Hij dit zei, toonde Hij me een tafel in het centrum van de kerk met alle
geschriften over de Goddelijke Wil erop. Vele eerbiedwaardige mensen stonden
rondom die tafel en werden omgevormd in licht en vergoddelijkt; en toen zij
weggingen deelden zij dat licht met allen die zij ontmoetten. Toen vervolgde Jezus:
“Je zult dit grote heil uit de Hemel zien, als de Kerk dit hemelse voedsel ontvangt,
wat haar zal sterken en haar in volle glorie zal doen verrijzen.
deel 16 – 16 februari 1924
Ik overwoog de smarten van het allerheiligst Hart van Jezus. Oh, wat verdwijnen
mijn pijnen als ik die vergelijk met die van Hem. En mijn altijd aanbiddelijke Jezus
zei: “Mijn dochter, de smarten van mijn Hart zijn niet te beschrijven en
onbegrijpelijk voor het menselijk schepsel. Je moet weten dat iedere hartslag een
afzonderlijke pijn was. Iedere hartklop bracht Me een nieuwe pijn, de een
verschillend van de ander. Menselijk leven is een voortdurende hartslag; als de
hartslag uitvalt, houdt het leven op. En stel je dus eens voor wat een vloed van pijn
iedere hartslag Mij gaf tot en met het laatste ogenblik van mijn sterven, van mijn
ontvangenis tot mijn laatste harteklop spaarde die Mij niet voor nieuwe pijnen en
bittere smarten.
Je moet echter weten dat mijn Godheid, die niet te scheiden was van Mij en waakte
over mijn Hart, bij iedere harteklop een nieuwe smart liet ontstaan en op dezelfde
wijze liet Die bij iedere hartslag nieuwe vreugden, tevredenheid, harmonie en
hemelse geheimen binnenkomen. Terwijl Ik rijk was aan smart en mijn Hart eindeloze
zeeën van pijn insloot, was Ik ook rijk aan geluk, eindeloze vreugden en onbereikbare
zoetheid. Ik zou gestorven zijn bij de eerste hartslag van pijn, als de Godheid, die dit
Hart met oneindige liefde beminde, iedere hartslag niet tweevoudig liet weerklinken
binnenin mijn Hart: smart en vreugde, bitterheid en zoetheid, pijnen en tevredenheid,
dood en leven, vernedering en glorie, menselijke verlatenheid en goddelijke
vertroostingen. Oh, als je mijn Hart eens kon zien, dan zou je in mijn centrum alle
mogelijke voorstelbare smarten zien, van waaruit schepselen weer verrijzen tot nieuw
59
leven en alle tevredenheid en goddelijke rijkdommen die in mijn Hart stromen als
vele zeeën, terwijl Ik die uitstort voor het heil van de hele mensenfamilie. Maar wie
deelt meer in deze onmetelijke schatten van mijn Hart? Voor degenen die meer lijden,
is er, voor iedere pijn, voor iedere smart, een speciale vreugde in mijn Hart die volgt
op die pijn of smart van het schepsel. Pijn geeft haar meer zelfrespect, maakt haar
meer beminnenswaardig, dierbaarder, verdient meer sympathie. En omdat mijn Hart
alle goddelijke sympathie naar zich toe trekt door de geleden pijnen en Ik pijn zie in
het schepsel, wat een speciaal kenmerk is van mijn Hart, kijk Ik naar deze pijn met al
mijn liefde en Ik stort over haar de vreugde en tevredenheid uit die mijn Hart bevat.
Mijn Hart wilde mijn vreugden laten volgen op de pijn die Ik naar de schepselen
zond, maar tot mijn zeer groot verdriet vond Ik in hen geen liefde voor het lijden en
geen ware berusting die mijn Hart bezat en mijn vreugden volgden nog steeds de
pijn, maar omdat Ik zie dat de pijn niet wordt aanvaard met liefde en diepe
nederigheid, vinden mijn vreugden geen uitweg om dat smartvolle hart binnen te
gaan en smartelijk keren die terug naar mijn hart.
Daarom ervaar Ik als Ik een ziel vind die berust, die het lijden liefheeft, haar a.h.w.
als herboren binnenin mijn Hart en oh hoe wisselen verdriet en vreugde, bitterheid
en zoetheid elkaar af. Ik aarzel niet al het goede wat maar mogelijk is over haar uit te
storten.”
deel 16 – 18 februari 1924
Ik verenigde me met de Goddelijke Wil op mijn gebruikelijke manier om alle
geschapen dingen te vinden en mijn liefde terug te kunnen geven, voor mezelf en
voor allen. Welnu, terwijl ik dit deed dacht ik bij mezelf: “Mijn Jezus zegt dat Hij
alles heeft geschapen uit liefde voor mij en iedereen. Maar hoe kan dit als ik veel
geschapen dingen zelfs niet ken? Zo veel vissen die schieten door de zee, zo veel
vogels die door de lucht vliegen, zo veel planten, zo veel bloemen, zo’n grote variatie
aan schoonheid die het hele universum bevat – wie kent die?
Slechts een klein aantal van hen. Als ik die zelfs niet ken – vooral ik die jaren aan bed
gekluisterd was – hoe kan Hij dan zeggen dat alle geschapen dingen het merkteken en
het zegel dragen van zijn “Ik heb je lief” voor mij?
Welnu, terwijl ik hierover dacht, bewoog mijn Jezus in mijn binnenste, spitste zijn
oren om naar mij te luisteren en zei: “Toch, mijn dochter, is het waar dat ieder
geschapen ding een speciale liefde heeft voor jou. Het is ook waar dat je die niet
allemaal kent, maar dit zegt niets, integendeel, het maakt je mijn liefde zelfs
duidelijker en zegt je in klare bewoordingen dat mijn “Ik heb je lief” voor jou zowel
dichtbij als veraf voor je is, zowel verborgen als onversluierd. Ik handel niet als de
schepselen die als ze nabij zijn, vol liefde zijn, maar zo gauw ze verder weg gaan,
koud worden en niet langer in staat Ons lief te hebben. Mijn liefde is stabiel en
60
standvastig; die is zowel nabij als meer op afstand, verborgen en geheim. Die heeft
één enkel geluid, nooit onderbroken “Ik heb je lief.”
Kijk, je kent het licht van de zon, dat is waar. Je krijgt net zo veel licht en warmte als
je wilt; maar meer licht schiet over je heen – zo veel dat het de hele aarde kan vullen.
Als je meer licht zou willen, zou de zon je die geven – zelfs alles. Welnu, al het licht
van de zon zegt je “Ik heb je lief.” Dicht bij en veraf. Nog sterker, terwijl het over de
aarde gaat, draagt het voor jou de kleine sonate van mijn “Ik heb je lief.” Toch ken
jij noch de paden die het licht bedekt, noch de landen die het verlicht, noch de
mensen die genieten van de weldadige invloed van de zonnestralen. Maar zelfs
ofschoon je niet alles weet wat het licht doet, ben jij in dat zelfde licht en als je het
niet allemaal opneemt, is dat, omdat je niet het vermogen hebt om het in je op te
nemen. Juist hierom kun je niet zeggen dat al het licht van de zon je niet zegt “Ik heb
je Lief.” Integendeel, het laat meer liefde zien, omdat het, terwijl het de aarde
binnendringt, mijn “Ik heb je lief” tot allen uitspreekt. Het zelfde voor alle druppels
water. Je kunt die niet alle drinken en ze binnenin je opnemen; maar je kunt om deze
reden niet zeggen dat zij je niet zeggen “Ik heb je lief” Daarom dragen alle
geschapen dingen, of ze bekend zijn of niet, het merkteken “Ik heb je lief.” omdat
allen ten dienste staan van de harmonie van het universum, de waardigheid van de
schepping, het meesterwerk van onze scheppende handen. Ik handelde als een rijke
en tedere Vader die zijn zoon liefheeft. Omdat de zoon het ouderlijk huis moet
verlaten om zijn positie in te nemen, maakt de Vader een weelderig paleis gereed met
ontelbare vertrekken en ieder vertrek bevat iets wat kan dienen voor zijn zoon.
Welnu, omdat er zoveel kamers zijn ziet de zoon die niet altijd; nog sterker, enkele
kent hij niet, omdat het niet bij hem is opgekomen dat hij die moest gebruiken.
Maar kan juist hierom iemand misschien ontkennen dat er in ieder vertrek een
bijzondere liefde van de Vader voor de zoon blijkt omdat de vaderlijke goedheid ook
heeft gezorgd voor wat zelfs niet noodzakelijk zou zijn voor de zoon?
Aldus deed Ik. Deze zoon kwam voort uit mijn schoot en Ik wilde dat niets hem
ontbrak; nog sterker, Ik schiep veel verschillende dingen – en sommige genieten van
het één, sommige van iets anders; maar vanuit alles klinkt één enkel geluid: “Ik heb
je lief.”
deel 16 – 20 februari 1924
Na alles wat mijn lieve Jezus mij gezegd heeft over zijn allerheiligste Wil, dacht ik
bij mezelf: “Hoe is het mogelijk dat er tot op heden geen ziel is geweest die in de
Goddelijke Wil leefde en dat ik de eerste ben? Wie weet hoeveel anderen er vóór mij
geweest zijn en op een meer volmaakte wijze en actiever dan ik?” Maar terwijl ik dit
zei, kwam mijn altijd aanbiddelijke Jezus in beweging in mijn binnenste en zei:
“Mijn dochter, waarom wil je niet de gave, de genade erkennen – je zending om
61
geroepen te zijn op een hele bijzondere en nieuwe wijze om te leven in mijn Wil? Als
er, vóór jou andere zielen waren geweest in mijn Kerk – omdat leven in mijn Wil het
belangrijkste is, wat Mij het meest interesseert en waar Ik zeer veel van hou – zouden
er sporen, regels en onderrichtingen in mijn Kerk zijn geweest van degene die
bestemd was om te leven in mijn Wil, als er veel andere manifestaties waren geweest,
zou Ik mijn macht gebruikt hebben om de verheven wijze van leven in mijn Wil er
doorheen te laten schijnen.
Gezien mijn grote vreugde en omdat Ik Mezelf geëerd zag door de ziel met de glorie
van mijn eigen Wil, zou Ik die ziel zo gestimuleerd hebben dat ze ‘ t niet had kunnen
laten om duidelijk te maken wat Ik wilde. Net zoals er uitspraken en onderrichtingen
zijn over een leven in berusting, geduldig en gehoorzaam etc. zou dit er ook geweest
zijn. Het zou echt eigenaardig en vreemd zijn geweest als Ik verborgen had gehouden
wat Ik het meest lief had, sterker nog, hoe meer men iets liefheeft, hoe meer men het
bekend wil maken; hoe meer vreugde en glorie een levenswijze Me brengt, hoe meer
Ik het wil verspreiden.
Het ligt niet in de natuur van ware liefde om te verbergen wat anderen gelukkig en
rijk kan maken. Als je toch eens wist hoe Ik verlangde naar dit moment waarop mijn
kleine pasgeborene van mijn Wil het levenslicht aanschouwde om je te laten leven in
mijn Wil. Wat een genade bereidde Ik om te bereiken wat Ik bedoelde. Je zou
stomverbaasd zijn en je zou dankbaarder zijn en aandachtiger naar Mij toe.
Ach, je weet niet wat het betekent om in mijn Wil te leven! Het betekent de zuivere
vreugden van het doel van de Schepping weer naar Mij laten terugkeren – mijn
onschuldig vermaak waar voor Ik de mens schiep. Het betekent al de bitterheid
verwijderen die de trouweloze menselijke wil Mij bezorgde, bijna bij de dageraad van
de Schepping. Het betekent een voortdurende uitwisseling van willen, menselijk en
goddelijk, terwijl de ziel die haar eigen wil vreest, leeft van de Mijne, terwijl mijn Wil
de ziel blijft vullen met vreugden, liefde en oneindig heil. Oh, hoe gelukkig ben Ik dat
Ik kan geven aan deze ziel wat Ik maar wil, omdat mijn Wil zoveel inhoud bezit, dat
Die alles kan ontvangen! Daarom is er niet langer verdeeldheid tussen Mij en haar,
maar stabiele eenheid in werk, gedachte, in liefde, omdat mijn Wil compenseert voor
alles; dus wij blijven volledig eensgezind en in gemeenschap van goederen.
Dit was het doel van de schepping van de mens: hem te laten leven als ons eigen kind
en al onze bezittingen delen met hem zodat hij volkomen gelukkig kon zijn en Wij Ons
konden vermaken met zijn geluk.
Welnu, leven in mijn Wil is precies dit: dat Wij het doel, de vreugden, de feesten van
de schepping weer terug krijgen. En jij zegt dat Ik die verborgen had moeten houden
in mijn Kerk, zonder die naar buiten te brengen? Ik zou Hemel en aarde op zijn kop
hebben gezet; Ik wilde de zielen overstelpen met een onweerstaanbare kracht om
bekend te maken wat de voltooiing van de Schepping zal zijn. Zie je hoe Ik dit leven
in mijn Wil lief heb, wat het zegel op al mijn werken aanbrengt zodat die alle
compleet zullen zijn? Het komt jou misschien voor, dat dit niets is, of er al
62
soortgelijke dingen in mijn Kerk zijn. Nee, nee – integendeel, het is ’ t wezen van mijn
werken en je moet het als zodanig waarderen, en aandachtiger zijn bij het realiseren
van de zending die Ik van jou verlang.”
deel 16 – 22 februari 1924
Ik was aan het denken wat hierboven staat en ik zei bij mezelf: “Is het mogelijk dat
de gezegende Heer na zo veel eeuwen niet heeft genoten van de zuivere vreugden van
de Schepping en dat Hij wachtte op het leven in de Goddelijke Wil om deze vreugden
te ontvangen, deze glorie en het doel waarvoor alles werd geschapen? Welnu, terwijl
ik nadacht over deze en andere dingen, toonde mijn zoete Jezus zich in mijn
binnenste en via een licht dat Hij zond naar mijn intellect zei Hij: “Mijn dochter, Ik
genoot van de zuivere vreugden van de Schepping – mijn onschuldige vermaak met
de schepselen, maar met onderbrekingen, niet voortdurend. En als dingen niet stabiel
zijn en niet zonder onderbreking, breiden die de smart zelfs uit, geven meer
gejaagdheid, om er dan weer van te genieten en men moet een offer brengen om die
blijvend te maken.
Ten eerste genoot Ik van de pure vreugden van de schepping en dan, toen ik alles
geschapen had, schiep Ik de mens – totdat hij zondigde.
Er was de grootste harmonie, gezamenlijke vreugden, onschuldig vermaak, tussen
hem en Ons.
Onze armen waren altijd open om hem te omhelzen, om hem nieuwe vreugden en
genaden te schenken; en in dat geven, vermaakten We Ons zo, dat het een
voortdurend feest werd voor Ons en voor hem. Voor Ons is geven een vreugde – het
is geluk, het is vermaak. Zo gauw hij zondigde en zijn wil afbrak van de Onze, was
alles voorbij, omdat de volheid van onze Wil niet langer in hem was en daarom
ontbrak de stroom die het geven en de voortgang van het leven van wederzijds geluk
mogelijk maakt. Bovendien, omdat onze Wil ontbrak bij hem, daarom miste hij het
vermogen en de bescherming om onze gaven te bewaren.
Ten tweede, Wij genoten van de zuivere vreugden van de schepping toen, na vele
eeuwen de onbevlekte Maagd het levenslicht zag. Omdat Zij was beschermd tegen
zelfs een schaduw van zonde, en de hele volheid van onze Wil bezat, omdat er geen
schaduw van een breuk was geweest tussen Haar en Ons, tussen onze Wil en de hare
– keerden onze vreugden, ons onschuldig vermaak naar Ons terug. Zij gaf Ons het
hele feest van de schepping op haar schoot aan Ons terug en Wij gaven haar zo veel
en genoten zo van het geven dat Wij Haar ieder ogenblik verrijkten met nieuwe
genaden, nieuwe tevredenheid, nieuwe schoonheid; zoveel dat Zij niet meer kon
bevatten.
63
Maar de Keizerin – Schepsel bleef niet lang op aarde; Zij kwam naar de Hemel en
Wij konden geen ander schepsel vinden in de wereld beneden om Ons vermaak te
vereeuwigen en Ons de vreugden van de schepping te bezorgen.
Ten derde, Wij genoten van de vreugden van de schepping toen Ik, eeuwig Woord,
neerdaalde vanuit de Hemel en mijn Mensheid aan nam. Oh, in het bezit van de
volheid van mijn Wil had mijn geliefde Mama de stroming in gang gezet tussen
Hemel en aarde en bracht iedereen de feestvreugde – Hemel en aarde.
En in die feestvreugden bracht de Godheid, uit liefde voor zo’n heilig schepsel, mijn
ontvangenis tot stand en schonk Haar goddelijke vruchtbaarheid om Mij het grote
werk van de Verlossing te laten volbrengen. Als deze voortreffelijke Maagd die
voorrang had in mijn Wil en een volmaakt leven leidde in mijn Wil, er niet geweest
was – omdat Zij erin leefde alsof Ze geen eigen wil had en daarom de vreugden van
de schepping en onze feesten deed circuleren – zou het eeuwig Woord nooit op aarde
zijn gekomen om de Verlossing van de mensheid tot stand te brengen.
Zie je hoe het grootste, het belangrijkste, wat Mij het meest behaagt, wat God het
meest aantrekt, is te leven in mijn Wil. En wie er in leeft heeft God in haar macht en
zorgt dat God zo’n grootse gaven schenkt dat Hemel en aarde verbaasd staan –
gaven die eeuwen lang niet verkregen konden worden.
Oh, hoe bracht mijn Mensheid – aanwezig op aarde en in het bezit van het Leven van
de verheven Wil die nog steeds niet van Mij te scheiden was aan de Godheid geheel
volmaakt, al de vreugden, de glorie, de uitwisseling van liefde van de hele schepping.
En de Godheid was zo verheugd dat Die Mij het primaatschap gaf over alles en het
recht om alle volkeren te oordelen. Oh, wat een heil verkregen de schepselen, wetend
dat hun eigen Broeder die hen zo bemind had en zoveel had geleden om hen te
verlossen hun rechter moest worden. Daar de Godheid zag hoe het hele doel van de
Schepping in Mij besloten lag, ontdeed Die Zichzelf a.h.w. van alles en stond alle
rechten over alle schepselen aan Mij af.
Maar mijn Mensheid ging de Hemel binnen en niemand bleef op aarde om het leven
in de Goddelijke Wil voort te zetten – iemand die, boven iedereen en alles oprijzend,
Ons in onze Wil pure vreugden zou bezorgen en Ons toe zou staan ons onschuldig
vermaak met een aards schepsel voort te zetten. Daarom werden onze vreugden
onderbroken, ons vermaak afgebroken op het oppervlak van de aarde.”
Toen ik dat hoorde zei ik: “Mijn Jezus, hoe kan het zijn zoals U zegt? Het is waar dat
onze Mama naar de Hemel ging net zoals uw Mensheid; maar nam U de vreugden
niet met U mee, om uw onschuldig vermaak in de Hemel voort te kunnen zetten met
uw hemelse Vader?”
En Jezus: “De vreugden van de Hemel zijn van Ons en niemand kan die wegnemen of
verminderen – maar die van de aarde, die krijgen Wij meteen en het vermaak zit hem
in de act van de toename. De overwinning of het verlies brengt voor Ons de vreugden
van de toename of het verdriet van de mislukking teweeg.
64
Welnu, laten we het nu over ons hebben, mijn dochter. Toen Ik op aarde kwam, was
de mens zo verzadigd van het kwaad en zo vol van de menselijke wil dat het leven in
mijn Wil niet kon plaats vinden. Dus in mijn Verlossing smeekte Ik voor hem eerst de
genade af van de berusting in mijn Wil, omdat hij in de toestand waarin hij was, niet
in staat was de grootste gave te ontvangen: het leven in mijn Wil. Toen smeekte Ik
voor hem de grootste genade af als kroon en vervulling van alle genaden: het leven in
mijn Wil, zodat onze pure vreugden van de schepping en ons onschuldig vermaak
weer hun baan konden afleggen op het oppervlak van de aarde. Kijk, ongeveer 20
eeuwen zijn voorbijgegaan sinds de ware en zuivere vreugden van de schepping
werden onderbroken, omdat Wij niet voldoende vermogen hebben gevonden, om je
totaal te ontdoen van de menselijke wil zodat Wij het eigendom van onze Wil konden
toevertrouwen.
Welnu, om dit te doen moesten Wij een schepsel kiezen dat de menselijke generaties
zeer nabij was en vertrouwd met hen.
Als Ik mijn Mama als voorbeeld had gegeven, dan zouden zij zich op grote afstand
van Haar hebben gevoeld en zij zouden hebben gezegd: “Hoe zou zij niet de
Goddelijke Wil hebben kunnen leven, Zij was immers vrij van iedere zondevlek, zelfs
van de erfzonde?” Daarom zouden zij hun schouders hebben opgehaald en er geen
aandacht aan besteed hebben. En als Ik mijn Mensheid als voorbeeld had gegeven,
zouden zij zelfs nog meer afgeschrikt zijn geweest en zij zouden gezegd hebben: “Hij
was God en mens en omdat de Goddelijke Wil zijn eigen leven was, is het geen
wonder dat Hij leefde in de verheven Wil.”
Daarom moest Ik, opdat dit leven in mijn Wil Leven kon hebben in mijn Kerk, de
trappen afgaan, verder afdalen en een schepsel kiezen uit hun midden. Ik voorzag
haar van voldoende genade, en Mij een weg banend binnenin haar ziel, moest Ik haar
ledigen van alles, haar het grote kwaad van de menselijke wil duidelijk maken, zodat
zij die zo zou verafschuwen dat zij eerder de dood zou verkiezen dan haar eigen wil te
doen. Toen gaf Ik haar mijn Goddelijke Wil als geschenk, nam de houding aan van
Meester, en liet haar al de schoonheid, de macht, de uitwerking, de waarde en de weg
verstaan om in mijn eeuwige Wil te leven. Ik vestigde in haar de wet van mijn Wil,
zodat zij er in kon leven. Ik handelde als in een tweede Verlossing waarin Ik het
evangelie vestigde, de sacramenten en de leer als primair leven om de Verlossing te
kunnen voortzetten. Als Ik geen basis had gelegd, waaraan konden de schepselen zich
dan vastklampen? Wat te doen? Precies zo deed Ik voor het leven in mijn Wil.
Hoeveel onderrichtingen gaf Ik je niet? Hoe dikwijls leidde Ik je niet bij de hand
tijdens eeuwige vluchten in mijn Wil; en terwijl je vloog over de hele schepping,
bracht je de pure vreugden van de schepping tot aan de voet van de Godheid en Wij
vermaakten Ons met jou.
Welnu, omdat Ik een schepsel heb gekozen dat blijkbaar niet te veel anders is dan de
anderen, krijgen ze moed. Als ze de onderrichtingen vinden, de weg en als ze het
grote goed kennen dat het leven in mijn Wil bevat, zullen zij Het zich eigen maken.
Op deze wijze zullen de zuivere vreugden van de schepping en ons onschuldig
65
vermaak niet langer afgebroken worden op het oppervlak van de aarde. Al zou er
slechts één zijn in iedere generatie die in onze Wil leeft, dan zal het altijd feest zijn
voor Ons; en tijdens feesten is er altijd meer te zien en men is meer vrijgevig. Oh,
hoeveel heil zullen zij op aarde krijgen, terwijl hun Schepper op zijn oppervlakte aan
het spelen is.
Daarom, mijn lieve dochter, heb aandacht voor mijn onderrichtingen, omdat het er
eigenlijk om gaat dat Ik een wet kan afkondigen, niet aards maar hemels; geen wet
van louter heiligheid, maar een goddelijke wet – een wet die niet langer het
onderscheid toestaat tussen aardse en hemelse burgers; een wet van liefde, een wet
die alles wil vernietigen die zelfs een schaduw kan voorkomen op de eenheid van ‘ t
schepsel en haar Schepper en al het goede gemeenschappelijk zal maken, en bij haar
alle zwakheid en ellende van de erfzonde verwijdert. De wet van mijn Wil zal de ziel
zo veel kracht geven dat die zal dienen tot zoete verrukking, zó dat die het kwaad van
de natuur in slaap brengt en die vervangt door de zoete verrukking van goddelijke
heil.
Weet je nog hoe dikwijls je Mij zag schrijven in de diepte van je ziel. Het was de
nieuwe wet van het leven in mijn Wil; en aanvankelijk schiep Ik vreugde in het
neerschrijven om je vermogen uit te breiden en dan werd Ik de Meester om het je uit
te leggen...
Hoe dikwijls heb je niet gezien hoe Ik zwijgzaam was en in gedachten in de diepte
van je ziel?
Het was de grote vaardigheid van mijn Wil die Ik in je aanbracht. En omdat je Me
niet hoorde spreken, klaagde je dat Ik je niet langer lief had...
Ach, het was precies toen dat mijn Wil jouw capaciteit vergrootte door Die over je uit
te storten, die in je bevestigde en Ik beminde je het meeste. Daarom wil niet
onderzoeken wat Ik doe, maar rust altijd, zeker, in mijn Wil.”
deel 16 – 24 februari 1924
Ik voelde me opgenomen in de Goddelijke Wil en ik dacht bij mezelf: “Wie weet
hoeveel meer dingen over zijn Wil mijn lieve Jezus zal zeggen aan andere zielen! Als
Hij, zoveel dingen tegen mij zei, ik die zo onwaardig ben en tot niets in staat, wie
weet hoeveel meer verheven dingen Hij zal zeggen tegen de anderen die goed zijn?
En mijn aanbiddelijke Jezus bewoog in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, de hele
wet en het heil van de Verlossing werd door Mij opgeschreven en neergelegd in het
hart van mijn lieve Mama.Het was redelijk dat Zij, omdat Zij de eerste was die leefde
in mijn Wil en Me daarom uit de Hemel naar beneden trok en Mij ontving in haar
schoot, de wetten kende en de bewaarplaats was van het heil van de Verlossing. En
toen Ik op pad ging voor mijn openbaar leven, toonde Ik die aan de mensen, aan de
apostelen en Ik voegde er geen komma aan toe – en dat niet omdat Ik dat niet kón
66
doen. En de apostelen zelf en de hele Kerk hebben niets anders toegevoegd aan wat
Ik zei en deed toen Ik op aarde was.
De Kerk heeft er geen ander evangelie aan toegevoegd en stelde geen extra
sacramenten in; Zij richt zich eerder altijd naar alles wat Ikzelf deed en zei. Het is
noodzakelijk dat iemand die het eerst is aangesproken de diepte van al dat heil
ontvangt wat Ik wil doen voor alle menselijke generaties. Het is waar dat de Kerk het
evangelie heeft uitgelegd en veel heeft geschreven over alles wat Ik deed en zei, maar
Zij week nooit af van mijn bron, van de oorsprong van mijn onderrichtingen.
Hetzelfde geldt voor mijn Wil. Ik zal in jou de diepte leggen van de eeuwige wet van
mijn Wil, alles wat noodzakelijk is om het te verstaan en de onderrichtingen die nodig
zijn. En als de Kerk uitleg zal ontwikkelen, commentaren, zal Zij nooit afwijken van
de oorsprong – van de bron door Mij uitgevaardigd. En als iemand verlangt af te
wijken, zal hij zonder licht achter blijven en in onduidelijke duisternis; en als hij licht
verlangt zal hij gedwongen worden om terug te gaan naar de bron – dat wil zeggen
naar mijn onderrichtingen.”
Toen ik dit hoorde, zei ik: “Mijn Liefde, als koningen wetten uitvaardigen, roepen zij
hun minister als getuigen van de wetten die zij uitvaardigen om die in hun handen te
geven zodat zij die openbaar kunnen maken en bekeken door de mensen. Ik ben geen
minister, integendeel, ik ben zo klein en onbekwaam dat ik voor niets deug. En Jezus
vervolgde: “Ik ben niet als de koningen van de aarde die zaken doen met de groten.
Ik geef de voorkeur met de kleinen te onderhandelen, omdat zij gedweeër zijn en
niets toeschrijven aan zichzelf, maar alles aan mijn goedheid. Maar desondanks koos
Ik ook één van mijn dienaren die jou bijstaan in jouw situatie; en hoezeer je Me ook
smeekte je te bevrijden van zijn dagelijks bezoek, Ik luisterde niet naar je en zelfs als
je niet langer onderhevig was aan het terug vallen in die situatie, zal Ik niet toestaan
dat je zijn hulp zult ontberen.
Dit was de reden waarom je één van mijn priesters nodig had: zodat hij zich bewust
zou zijn van de wet van mijn Wil en op de hoogte van mijn onderrichtingen, getuige
moest zijn en beheerder van een zo heilige wet en als mijn trouwe dienaar moest hij
binnen mijn Kerk het grote goed bekend maken wat Ik met haar wilde doen door mijn
Wil bekend te maken.”
Toen bleef ik zo opgenomen in de Goddelijke Wil dat ik het gevoel had of ik zwom
in een onmetelijke zee zwom. Mijn arme brein zwierf rond en nu eens nam ik een
druppel van de Goddelijke Wil, dan weer nog een druppel; en zo stortten zich zoveel
flarden kennis in mij dat ik die niet allen op kon nemen en ik zei bij mezelf: “Hoe
groot, diep, hoog, onmetelijk en heilig is uw Wil, oh, mijn Jezus! U wilt alles
samenvoegen wat er mee te maken heeft en ik, zo klein, verdronk er in. Daarom, als
U wilt dat ik alles versta wat U mij wilt laten verstaan, breng het dan beetje voor
beetje bij me binnen; op deze wijze zal ik in staat zijn het duidelijk te maken aan wie
U maar wilt.” En Jezus: “Mijn dochter, mijn Wil is inderdaad onmetelijk – Die bevat
de hele eeuwigheid. Als je het goede zou kennen wat zelfs één enkel woord over mijn
67
Wil en één enkele act daarin gedaan door het schepsel bevat, zou je stomverbaasd
staan: in die act bemachtigt ze a.h.w. Hemel en aarde. Mijn Wil is leven van allen en
stroomt overal en samen met mijn Wil stroomt Die in iedere genegenheid, in iedere
hartslag, in iedere gedachte en in al het overige dat het schepsel doet. Die stroomt in
iedere act van haar Schepper, in ieder goed wat Ik doe, in het licht dat Ik stuur naar
het intellect, naar de vergeving die Ik schenk, in de liefde die van Mij uitgaat, in de
liefde die ontvlamt in de gezegende zielen die Ik zalig spreek in alles. Er is geen goed
dat Ik doe of een eeuwigheidspunt waarin zij niet haar plekje heeft. Oh, hoe dierbaar
is ze voor Mij, hoe onafscheidelijk voel Ik haar van Mij. Zij is de ware getrouwe van
mijn Wil en zij laat Die nooit alleen. Storm er daarom binnen en je zult zelf
ondervinden wat Ik je zeg.”
En toen Hij dit zei, stortte ik me in de zee van zijn Wil en ik vloog, vloog... Maar wie
kan alles verwoorden? Ik raakte alles, ik vloog overal, en ik ervaarde zelfs wat Jezus
me vertelde; maar ik ben niet in staat het op papier te zetten. Als Jezus het verlangt,
zal Hij me meer bekwaam maken. Voor dit moment stop ik hier.
deel 16 – 28 februari 1924
Terwijl ik bad, werd ik mijn aanbiddelijke Jezus gewaar in mijn binnenste – nu eens
in gebed, dan lijdend, dan aan het werk. Hij riep me zeer dikwijls bij mijn naam en ik
zei Hem: “Jezus, wat verlangt U? Wat doet U? Het komt me voor dat U het druk hebt
en dat U veel lijdt; en terwijl U me roept, vergeet U, aangetrokken door uw
bezigheden, dat U me geroepen hebt en dus zegt U me niets.”
En Jezus: “Mijn dochter, Ik heb het zo druk in jou, want Ik voer alle werken uit van
het leven in mijn Wil. Het is nodig dat Ik het eerst in jou doe en terwijl Ik het doe,
verbind Ik jouw hele binnenste met het eindeloze licht van mijn Wil, zodat jouw
menselijk willetje er mee verbonden kan worden en daarom de eerste plaats inneemt;
en als het zich daarbinnen uitbreidt, krijgt het al het goede wat de Goddelijke Wil wil
geven aan de menselijke wil.
Je moet weten dat toen de Godheid besloot tot de Schepping, Die alles overdroeg wat
het moest geven aan het schepsel – de gaven, de genaden, de liefkozingen, de liefdes
kussen die Die haar moest openbaren. Net zoals Die de zon overdroeg, de sterren, de
blauwe hemel en al de rest, zo droeg Die alle gaven over waarmee Die de zielen
moest verrijken. Welnu, toen de mens zich verwijderde van de verheven Wil, verwierp
hij al dit goede. Maar de Godheid trok die niet binnen in zichzelf; Die liet die
opgeschort in zijn Wil, in afwachting dat de menselijke wil zich zou verbinden met
Die Wil en zou binnen gaan in de oorspronkelijke orde, door die Wil geschapen, om
zo al de gaven daarin gevestigd op te nemen in de stroom van de menselijke natuur.
Daarom zijn al de zuiverheid van liefde, de kussen, de liefkozingen, de gaven, de
mededelingen en mijn onschuldig vermaak dat Ik met Adam zou beleven als hij niet
68
gezondigd had, opgeschort in mijn Wil. Mijn Wil wilde deze overvloed aan goeds die
Die had tot stand gebracht om aan schepselen te geven wegdoen en daarom wilde Ik
de wet uitvaardigen van het leven in mijn Wil: al deze opgeschorte gaven in werking
stellen tussen Schepper en schepsel. Daarom werk Ik in jou – om jouw wil te
herordenen met de goddelijke, zo zal Ik in staat zijn om te beginnen met en het vele
goede dat tot nu toe opgeschort is tussen Schepper en schepsel in omloop te brengen.
Ik geef zoveel om deze herordening van de menselijke wil met de goddelijke en dat de
menselijke wil er volkomen in zal leven, dat Ik, totdat Ik dit verkrijg, het gevoel heb
alsof de Schepping zijn primaire doel niet heeft bereikt. Bovendien, Ik heb de
schepping niet geschapen omdat Ik die nodig had; Ik was meer dan voldoende
gelukkig vanuit Mijzelf. Als Ik die schiep, was het omdat met al het goede wat Wij
binnen Onszelf bevatten, Wij vermaak wilden buiten Onszelf. Daarom werd alles
geschapen; en in een onmetelijke stortvloed van onze zeer zuivere liefde, lieten Wij
dit schepsel geboren worden uit onze almachtige adem, zodat Wij ons konden
vermaken met haar, en zij kon gelukkig zijn met Ons en met alles wat Wij schiepen uit
liefde voor haar.
Welnu, was het niet de vernietiging van ons doel dat degene die alleen moest dienen
om Ons tot vreugde te zijn en Ons samen te vermaken, Ons tot bitterheid bracht door
terug te trekken uit onze Wil en door van Ons weg te gaan, zichzelf vermaakte, in
plaats van zich te vermaken met Ons, met de dingen door Ons geschapen en met zijn
eigen begeerten, terwijl hij Ons terzijde schoof.
Zie je nu hoe noodzakelijk het is dat Wij onze rechten herstellen en dat het schepsel
terugkeert in onze schoot, zodat Wij ons vermaak kunnen hervatten? Maar zij moet
terugkeren daar waar de mens onze smart liet beginnen en zij moet zichzelf met een
onlosmakelijke band verbinden met onze Wil; zij moet haar wil wegzenden om in de
onze te leven. Daarom werk Ik in je ziel; en jij – volg het werk van je Jezus die de
gaven in omloop wil brengen, de opgeschorte genaden die er zijn in mijn Wil.”
deel 16 – 2 maart 1924
Ik vroeg me af hoe het mogelijk was dat terwijl mijn lieve Jezus dacht, sprak, werkte
enz., Hij zijn gedachten uitbreidde in iedere gedachte van het schepsel, in ieder
woord en werk. En mijn geliefde Jezus bewoog in mijn binnenste en zei: “Mijn
dochter, er is niets om je over te verbazen. In Mij was er de Godheid met het
oneindige Licht van zijn eeuwige Wil. In dit Licht kon Ik heel gemakkelijk iedere
gedachte, woord, hartslag en act van de schepselen zien; en terwijl Ik dacht, bracht
het Licht wat Ik bevatte, mijn gedachte naar iedere gedachte van de schepselen. En
zo met mijn woord en met al de rest wat Ik deed en leed.
Kijk, ook de Zon bezit dit vermogen. Zijn Licht is één, toch, hoe velen worden niet
overstroomd door dat licht? Als het hele innerlijk van de mens gezien kon worden,
69
zijn gedachten, hartslag, genegenheden – net zoals de zon iedereen bestormt met zijn
licht – laat die zijn licht stromen in iedere gedachte, hartslag e.d.
Welnu, als het licht van de zon dit kan, zonder uit de hoogte af te dalen naar beneden
om zijn licht en warmte aan iedereen te geven – en toch is het niets anders dan de
schaduw van mijn Licht – hoeveel te meer kan Ik dat, die onmetelijk en oneindig
Licht bevat. En dan, het is mijn Goddelijke Wil die dit vermogen bevat: als de ziel
mijn Wil binnen gaat, opent Die de stroom van het Licht dat Die bevat en bij allen
binnendringend, brengt het Licht de gedachte, het woord, de act die in de stroom van
zijn Licht is binnengegaan naar iedereen.
Daarom is er niets subliemer, uitgebreider, goddelijker, heiliger dan leven in mijn
Wil – de ontwikkeling van zijn acten is niet te overzien. Dus als de ziel zich niet
verenigt met de Wil en er niet binnengaat, richt zij zich daar niet op en opent zij
evenmin de stroom van zijn eindeloze Licht. Daarom blijft alles wat zij doet
persoonlijk en op zichzelf; het goede, haar gebed is als een lichtje wat binnenskamers
wordt gebruikt, wat niet het vermogen heeft licht te geven aan alle lichtpunten van
het huis en nog minder kan het buiten licht geven. En als de olie ontbreekt – dat
betekent dat haar acten ononderbroken zijn – gaat het lichtje uit en zij zit in het
donker.”
Toen verenigde ik me met de eeuwige Goddelijke Wil, plaatste mezelf voor iedereen
om de goddelijke Majesteit als eerste van allen al de acten van de schepselen te
brengen, de teruggave van alles en hun liefde. Maar terwijl ik dit deed, dacht ik bij
mezelf: “Hoe kan het dat ik vóór allen uit ga, terwijl ik werd geboren na zo veel
generaties? Hoogstens zou ik me in het midden kunnen zetten, tussen de generaties
van het verleden en de toekomst, nog sterker, vanwege mijn onwaardigheid moet ik
de laatste zijn, achter ieder ander.”
En mijn aanbiddelijke Jezus kwam in beweging in mijn binnenste en zei: “Mijn
dochter, de hele schepping werd geschapen opdat allen mijn Wil zouden doen. Het
leven van de schepselen was te stromen in mijn Wil, zoals het bloed in de aderen
stroomt. Zij moesten erin leven als mijn ware kinderen; niets was hun vreemd van
alles wat Mij toebehoort. Ik moest hun tedere en liefhebbende Vader zijn en zij
moesten mijn tedere en liefhebbende kinderen zijn. Welnu, omdat dit het doel van de
Schepping was, zelfs al zijn er andere generaties aan voorafgegaan – wat niets wil
zeggen – zullen zij achteraan geplaatst worden en mijn Wil zal degenen vooraan
zetten die trouw zullen zijn en trouw zijn geweest aan het doel waarvoor zij werden
geschapen. Zij zullen, of ze nu voorafgingen of nadien, de eerste orde voor de
Godheid innemen. Omdat zij het doel van de schepping trouw zijn gebleven, zullen zij
van allen onderscheiden worden en getekend door de stralenkrans van onze Wil als
met een schitterend juweel en iedereen zal hen vóór laten gaan zodat zij de ereplaats
zullen innemen.
Er is niets om verbaasd over te zijn; ook in deze wereld hier beneden gebeurt
hetzelfde. Stel je een koning voor te midden van zijn hof, ministers, afgevaardigden
70
en legers. Dan komt zijn zoon, het prinsje, en zelfs ofschoon al de anderen belangrijk
zijn, wie laat niet het prinsje vóór gaan, opdat hij zijn ereplaats kan innemen naast
zijn vader, de koning? Wie behandelt de koning met dezelfde vertrouwelijkheid, een
zoon waardig? Wie zou deze koning en zijn zoon iets verwijten, die, ofschoon de
kleinste van allen, toch boven allen uitgaat en zijn eerste en wettige plaats inneemt
dicht bij de koning, zijn vader? Zeker niemand; integendeel, iedereen zou het recht
van het prinsje respecteren... Ga zelfs naar een lager niveau: stel je een familie voor:
De eerstgeborene is een zoon maar hij wil zich niet bezighouden met het volbrengen
van de wil van zijn Vader en hij wil niet studeren of werken; hij blijft zwakzinnig in
zijn luiheid; is zodoende het verdriet van de vader. Nog een zoon komt ter sprake en
deze, hoewel jonger doet de wil van zijn Vader, studeert en wordt uiteindelijk
professor en kan in de hoogste posities geraken. Welnu, wie is de eerste in die
familie? Wie krijgt de ereplaats dicht bij de vader? Is dat niet degene die het laatste
ter sprake kwam?
Daarom mijn dochter, zullen alleen zij die binnenin zich het doel van de Schepping
hebben hoog gehouden, mijn ware wettige kinderen zijn. Door mijn Wil te doen,
hebben zij in zich het zuivere bloed van hun hemelse Vader hoog gehouden, die hun
al de trekken van zijn gelijkenis heeft geschonken en daarom zal het heel gemakkelijk
zijn hen te herkennen als onze wettige kinderen. Onze Wil zal hen edel houden,
zuiver, fris, een en al liefde voor Degene die hem schiep. En als onze kinderen die
altijd in onze Wil hebben geleefd en nooit leven gaven aan hun eigen wil, zullen zij
zijn als degenen die het eerst door Ons zijn geschapen en zij zullen Ons de glorie en
de eer schenken van het doel voor wie alle dingen werden geschapen.
Daarom kan de wereld niet eindigen: Wij wachten op de generatie van onze kinderen
die door in onze Wil te leven, Ons de glorie van onze werken zal schenken. Deze
zullen alleen mijn Wil als leven hebben; het zal zo natuurlijk, spontaan, makkelijk
voor hen zijn om de Goddelijke Wil te doen; net zo natuurlijk als de hartslag, de
ademhaling en de bloedcirculatie. En dus voor hen geldt niet de wet – omdat wetten
gelden voor opstandelingen – maar het Leven als eer, als begin en als einde.
Daarom, mijn dochter, neem alleen mijn Wil ter harte; maak je nergens anders
zorgen over, als je wilt dat jouw Jezus in jou het doel van de Schepping zal realiseren
en insluiten.”
deel 16 – 13 maart 1924
Ik voelde me bijna sterven vanwege het gemis van mijn Jezus. Na veel afzien,
bewoog Hij in mijn binnenste en Hij deelde zijn pijnen met mij, maar zo intens dat ik
leek te stikken. Ik ervaarde de reutel van doodsangst en toch ben ik zelf niet in staat
te verwoorden wat de oorzaak was van mijn pijnen. Ik voelde alleen een onmetelijk
Licht en dat Licht zette zich voor mij om in pijn. Toen, na dit lijden, zei mijn
71
aanbiddelijke Jezus: “Mijn dochter, daarom wilde Ik niet komen – omdat Ik zoveel
pijn leed en door naar je toe te komen, – jij mijn trouwe dochter, die onafscheidelijk
is van Mij – zou mijn liefde er toe geleid hebben mijn pijn met je te delen en door jou
te zien lijden zou Ik geleden hebben – omdat Ik jou zag lijden vanwege Mij.”
En ik: “Ach mijn Jezus, hoe bent U veranderd. Het toont dat U niet langer wilt lijden
samen met mij – U wilt het zelf doen. Als ik tenslotte niet langer waardig ben om
samen met U te lijden, verberg U dan niet, maar kom zonder me te laten lijden. Het is
waar dat niet deel nemen aan uw pijnen een spijker zou zijn die te diep aan zou
komen, maar het zou minder pijnlijk zijn dan U te moeten missen.” En Jezus: “Mijn
dochter, je kent de natuur van ware liefde niet en daarom spreek je zo. Ware liefde
kan niets verbergen voor de geliefde – noch vreugden, noch pijn. Voor één
smartelijke gedachte, voor één vezel van het hart, die verborgen wordt en niet in de
geliefde gestort wordt, voelt hij zich gescheiden van haar, ontevreden, rusteloos: en
tot die zijn hele hart in de geliefde uitstort, kan die geen rust vinden. Dus komen
zonder in jou mijn hele hart uit te storten, mijn pijnen, mijn vreugden en de
ondankbaarheid van de mensen, zou te moeilijk voor Me zijn. Ik zou Me liever
tevreden stellen met in de diepte van je ziel verborgen te blijven, dan te komen zonder
je te laten delen in mijn pijnen en mijn intiemste geheimen. Daarom zal Ik eerder
tevreden zijn met te lijden als Ik je zie lijden, dan niet mijn hele hart in je uit te
storten.”
En ik: “Mijn Jezus, vergeef me. Ik zei dit omdat U zei dat U leed als U mij zag lijden;
maar laat er nooit iets zijn wat ons zal scheiden in de liefde – liever wat voor pijn
ook, maar scheiden, nooit. En Jezus vervolgde: “Wees niet bang, mijn dochter, waar
mijn Wil is, kan er geen scheiding zijn van liefde. In feite deed Ik niets met jou; het
was het Licht van mijn Wil dat je deed lijden. Binnendringend in jou als het zuiverste
Licht, bracht Het mijn pijnen binnen in de intiemste vezels van je hart. Mijn Wil
doorboort meer dan welk zwaard ook; meer dan spijkers, doornen en geselingen.
Omdat Het het zuiverste licht is, ziet Het met zijn onmetelijkheid alles en omsluit
alles; daarom bevat Het de kracht van alle pijnen en terwijl Het zijn Licht laat
binnendringen in de ziel brengt het de pijnen die Het wil.
Dus, omdat jouw wil en de Mijne één zijn, bezorgde de stroom van het Licht jou mijn
pijnen.
Zo was mijn Godheid werkzaam in mijn Mensheid. Zijn allerzuiverste Licht bezorgde
Mij pijnen met iedere ademhaling, met iedere hartslag, op ieder moment – in mijn
hele Persoon. Niets was ervoor verborgen – noch wat nodig was om de glorie van de
Vader van de kant van schepselen, of hun beledigingen, te herstellen of wat nodig
was om hen te redden. Daarom werd niets Me bespaard; Zijn zeer zuivere Licht
kruisigde mijn intiemste vezels, mijn hartslag van vuur en zo maakte Het van Mij de
eeuwige gekruisigde – en niet alleen in mijn handen en voeten.
Dit Licht onderzocht Mij overal, kruisigde de kleinste deeltjes van mijn Persoon.
Ach, als de schepselen eens wisten wat mijn Goddelijke Wil mijn Mensheid deed
lijden uit liefde voor hen, zouden zij aangezet worden om Mij lief te hebben als een
72
krachtige magneet. Maar nu kan dat niet omdat hun smaak afgestompt is en
geschonden door de menselijke wil en zij zouden niet genieten van de zoete vruchten
van de pijnen van mijn Goddelijke Wil. Bovendien zouden zij omdat zij zo platvloers
leven – in de menselijke wil – de hoogte, de kracht, de houding, al het goede niet
verstaan wat de Goddelijke Wil bevat. Maar de tijd zal komen dat de verheven Wil,
die zijn weg aflegt temidden van de schepselen en zich meer laat verstaan, de pijnen
zal openbaren die mijn eeuwige Wil mijn Mensheid deed lijden. Als het Licht van
mijn Wil in jou binnenkomt, laat je er daarom door aftasten zodat Het in jou zijn
volmaakte en volledige werk zal voltooien. En als je Me niet dikwijls ziet, kwel je zelf
dan niet; dit zijn de nieuwe gebeurtenissen die onverwachte dingen voor de arme
wereld voorbereiden maar het Licht van mijn Wil zal je nooit ontbreken.”
Hierna verdween mijn aanbiddelijke Jezus en ik voelde me a.h.w. opgenomen in zijn
Wil, Ik voelde mijn arme kleinheid in contact met de goddelijke grootheid, de hoogte
en onmetelijkheid, mijn ellende aangeraakt door goddelijke rijkdommen, mijn
lelijkheid in contact met eeuwige schoonheid. In zijn Wil leefde ik van de
weerkaatsingen van God, en terwijl ik alles van Hem ontvang, vond ik alles en ik
droeg de hele Schepping op mijn schoot tot aan de voeten van de eeuwige Majesteit.
Het kwam mij voor dat ik in zijn Wil niets deed dan opstijgen ten Hemel en afdalen
naar de aarde, om weer op te stijgen om alle generaties bij Hem te brengen om Hem
namens allen lief te hebben en Hem bemind te maken door allen. Terwijl ik dit deed
liet Jezus zich weer zien en Hij zei: “Mijn dochter, hoe prachtig en vreugdevol is het
om te zien hoe het schepsel in onze Wil leeft. Zij leeft van onze weerspiegelingen en
terwijl ze dat doet, absorbeert ze de gelijkenis van onze Schepping in zichzelf. Dus
wordt zij verfraaid, verrijkt, vergroot, zodat zij iedereen op kan nemen en allen naar
Ons kan brengen; en zij betrekt zoveel liefde van Ons om Ons lief te kunnen hebben
voor allen. En Wij vinden in haar al onze liefde die We overdragen in de Schepping,
onze voldoening, onze tevredenheid en de terugkeer van onze werken. Onze liefde
voor de ziel die in onze Wil leeft, is zo groot dat de ziel, krachtens onze Wil, wordt
wat Wij van nature zijn. Wij storten alles in haar; zelfs geen vezel laten We van ons
uitgaan die niet gevuld is met Onszelf. Wij vullen haar zo dat wij haar laten
overvloeien en goddelijke rivieren en zeeën rondom haar vormen en Wij dalen af in
deze zeeën om Ons te vermaken, vol bewondering voor onze werken uit liefde, en met
een volledig verheerlijkt gevoel. Daarom, mijn dochter, leef in het zeer zuivere Licht
van mijn Wil, als je wilt dat je Jezus weer dat woord herhaalt wat Hij zei toen Hij de
mens schiep: laat Ons krachtens onze Wil deze ziel maken naar ons beeld en
gelijkenis.”
73
deel 16 – 19 maart 1924
Ik verenigde me met de onmetelijke zee van de Goddelijke Wil en mijn lieve Jezus
kwam uit mijn binnenste terwijl Hij me zegende. Toen, nadat Hij me zegende, legde
Hij zijn armen om mijn nek en zei: “Mijn dochter, Ik zegen je hart, je harteklop, je
liefde, je woorden, je gedachten en zelfs je kleinste beweging, zodat door mijn zegen
dit alles bekleed kan worden met goddelijk vermogen, zodat die, als die mijn Wil
binnengaan, dit goddelijk vermogen met zich meebrengen krachtens mijn zegen en de
kracht hebben zich in alles te verspreiden, zich aan alles te geven en Mij te
vermenigvuldigen voor iedereen om Mij liefde en glorie te schenken, alsof allen mijn
leven in zich hadden. Kom daarom in mijn Wil, dring door tussen Hemel en aarde, ga
doorheen iedereen...
Mijn Wil is zeer zuiver Licht en dit Licht houdt helderziendheid in – het paspoort
voor de intiemste schuilplaatsen, de geheimste vezels, de afgrond van diepte en de
ruimte van de hoogten. Dit paspoort heeft geen handtekening nodig om geldig te zijn,
maar het heeft die kracht van zichzelf, omdat niemand kan verhinderen binnen te
gaan, omdat het Licht is dat uit den hoge neerdaalt. En zo is het koning van alles en
heerst overal. Breng daarom je gedachten, woorden, hartslag, pijnen, je hele wezen
binnen in de circulatie van mijn Wil. Laat niets achter binnenin je zelf, zodat je, met
het paspoort van het Licht van mijn Wil en met mijn goddelijk vermogen, kunt
binnengaan in iedere act van het schepsel en mijn leven kunt vermenigvuldigen in
iedere act. Oh, hoe gelukkig zal Ik zijn als Ik zie dat het schepsel, krachtens mijn Wil,
Hemel en aarde vult met net zoveel levens van Mij als er schepselen bestaan!”
Dus gaf ik me over aan de verheven Wil en er binnenin rondgaand, liet ik mijn
gedachten, woorden, eerherstel enz. in iedere geschapen intelligentie stromen en in
alle overige menselijke werken; en terwijl ik mijn acten stelde, werd Jezus gevormd.
Oh, hoe mooi en verrukkelijk was het de vele Jezussen te zien overal waar het
paspoort van het Licht van de eeuwige Wil langs kwam.
Toen bevond ik me binnenin mezelf en ik trof Jezus aan met zijn armen om mijn nek
en mij helemaal tegen zich aandrukkend, leek het of Hij feest vierde alsof ik de
oorzaak was van de vermenigvuldiging van zijn leven, om Hem eer en glorie te
brengen voor zoveel goddelijke levens. Dus zei ik: “Mijn liefde, het komt me voor
dat het niet echt is dat ik uw leven kon vermenigvuldigen, dat ik U de grote eer kon
brengen van zovele goddelijke levens. En dan, U bent overal, daarom is het krachtens
Uzelf dat dit leven oprijst in iedere act en niet door Mij. Ik blijf altijd het kindje dat
nergens goed voor is”.
En Jezus: Mijn dochter, wat je zegt is waar. Ik ben overal, maar het is mijn kracht,
onmetelijkheid en helderziendheid die het Mij mogelijk maken overal te zijn; het is
niet de liefde en de acten van het schepsel in mijn Wil die maken dat Ik overal ben en
dat Ik Me vermenigvuldig. Maar als de ziel binnengaat in mijn Wil is het haar liefdehaar
acten die gevuld met goddelijk vermogen, mijn Leven doen verrijzen naargelang
haar acten meer of minder uitgebreid zijn en ingevoerd. En dit is de reden voor mijn
74
feest, als Ik zie dat het schepsel neemt van het mijne en Mij mijn eigen liefde schenkt,
mijn glorie en zelfs mijn eigen leven. Mijn tevredenheid is zo groot dat het schepsel
het niet kan verstaan terwijl zij in ballingschap leeft, maar zij zal het verstaan in het
hemels Vaderland, als ze ziet hoe zij beloond wordt met net zoveel goddelijke levens
als ze vormde op aarde”.
deel 16 – 22 maart 1924
Toen ik mijn biechtvader vertelde wat hierboven is opgeschreven, zei hij dat hij niet
overtuigd was en dat we, als dit waar was, vanmorgen moesten zien dat de wereld
veranderd was, op z’n minst gedeeltelijk. Dus bleef ik twijfelen en had bijna tegenzin
om nog iets te schrijven of te zeggen. Toen mijn aanbiddelijke Jezus kwam, gaf ik me
over in zijn armen en ik stortte mijn hart bij Hem uit. Ik vertelde Hem wat de mening
van mijn biechtvader was en dat zij, om te geloven, graag wonderbare dingen wilden
zien, wonderen enz. En mijn geliefde Jezus drukte me tegen Zich aan alsof Hij door
contact met Hem, de twijfels weg wilde nemen die me kwelde en zei: “Mijn dochter,
wees moedig, geef de moed niet op. Als het niet nodig was om te schrijven, zou Ik niet
aangedrongen hebben om dit offer te brengen. Je moet weten dat iedere uitwerking,
alle goeds, ieder waarde die Ik je laat kennen over mijn Wil en alles wat het schepsel
kan doen door er in te leven, zijn als vele smaakjes, lokaas, magneten, voedsel,
harmonie, geur, licht.
Ieder effect waarover Ik met je praat, bevat zijn eigenheid; dus door niet al het goede
dat mijn Wil bevat te tonen en dat de ziel kan bereiken door in mijn Wil te leven, zou
je een lokaas wegnemen waarmee je hen kunt vangen of een smaakje om hem te
lokken of een magneet om hen aan te trekken of voedsel om hun honger te stillen. Dus
de volmaakte harmonie, de vreugde van de geuren, het licht om hen te leiden, zou
ontbreken... en daarom zouden zij, als ze niet al het mogelijk goede zouden vinden –
dat wil zeggen, dat ze het niet kennen – niet het grote verlangen hebben om boven
alle andere dingen uit te stijgen om in mijn Wil te leven.
En dan, geen zorgen over wat je werd verteld. Ook mijn Mama bezat mijn liefde als
leven; toch ging de wereld voort op de route van het kwaad – in niets leek het te
veranderen. Zelfs geen uitwendig wonder werd in Haar opgemerkt; toch, alles wat
Zij niet deed hier beneden, deed ze in de Hemel met haar Schepper. Met haar
voortdurend leven in de Goddelijke Wil vormde Zij binnenin Haar een ruimte om het
Woord naar de aarde te trekken; Zij veranderde het lot van de mensheid en Zij
voltrok het grootste wonder wat niemand anders heeft gedaan of ooit zal doen: de
Hemel naar de aarde brengen was een uniek wonder. Wie het grootste moet doen
hoeft het kleinste niet te doen. Wie wist echter iets van wat mijn Mama deed? Of van
wat Zij deed met de Eeuwige om het grote wonder te verkrijgen van de nederdaling
van het Woord te midden van de schepselen? Mijn ontvangenis was slechts bij
75
weinigen bekend – dat Zij de grond ervan was – en bij velen toen zij Mij mijn laatste
adem zagen uitblazen op het kruis.
Mijn dochter, hoe groter het goed dat Ik voor de ziel wil doen – en dit goede moet
afdalen voor het heil van de menselijke generaties en moet Mij volledige glorie
brengen – des te meer trek Ik haar naar Mij toe en Ik laat het goede rijpen en bewaar
het tussen Mij en de ziel. Ik zonder haar af van iedereen; Ik zorg dat zij genegeerd
wordt; en als mijn Wil verlangt dat zij een schepsel benadert, is al mijn kracht nodig
om haar te onderwerpen aan het offer. Laat daarom je Jezus begaan en word rustig”.
En ik: “ Mijn Jezus, zij hebben gelijk. Zij zeggen dat ze geen bewijs zien, geen
positief goed, dat dit alleen woorden zijn. En ik... Ik wil echt niets; alles wat ik wil is
te doen wat U verlangt, dat ik uw allerheiligste Wil zal doen en dat alles wat er
gebeurt tussen U en mij in het geheim van onze harten mag blijven.
En Jezus: “Ach, mijn dochter, zou jij graag hebben dat Ik mijn Verlossing heimelijk
had voltrokken tussen mijn hemelse Vader en mijn lieve Mama die Mij moest
ontvangen? En dan moest niemand anders weten dat Ik naar de aarde was
afgedaald? Een goed, hoe groot het ook zij, brengt geen leven voort als het niet
bekend is, het vermenigvuldigt zich niet, wordt niet geliefd, niet nagevolgd. Dus zou
mijn Verlossing zonder uitwerking zijn geweest voor de schepselen. Mijn dochter,
laat hen praten en laat Mij doen. Maak je geen zorgen en doe alles zoals Ik, toen Ik
op aarde was, zowel van binnen als van buiten, wat nog niet bekend is en niet
volledig vrucht heeft gedragen – vooral mijn verborgen leven. De schepselen wisten
bijna niets van al het goede dat Ik deed; toch diende het op een
bewonderenswaardige en wonderbare wijze voor mijn goddelijke Vader om de vrucht
van de Verlossing voor te bereiden en te laten rijpen. Ogenschijnlijk leefde Ik echter
met de schepselen, genegeerd, arm, ellendig en veracht; maar dit betekende niets.
Voor mijn Vader was Ik wie Ik was en mijn inwendige werken openden zeeën van
licht, van genaden, vrede en vergeving tussen Hemel en aarde. Voor Mij was van
belang de Hemel te openen voor het heil van de aarde – de Hemel die vele eeuwen
gesloten was geweest – en dat mijn Vader met liefde zou kijken naar zijn kinderen.
Als dit eenmaal was gedaan, zou de rest vanzelf komen. En dus was dit geen groot
goed? Sterker nog, dit was alles; het was de gist, de voorbereiding, de basis van de
Verlossing.
Hetzelfde voor jou. Het is noodzakelijk dat Ik de gist van mijn Wil er in doe, dat Ik de
voorbereiding tref, dat Ik de basis leg, dat er de innigste overeenstemming is tussen
jou en Mij – tussen mijn inwendige acten en de jouwe, om de Hemel te openen voor
nieuwe genaden en nieuwe stromen en de verheven Majesteit voor te bereiden om de
grootste genade toe te staan – dat zijn Wil bekend wordt op aarde en Die mag leven
te midden van de schepselen met zijn volledige heerschappij, zoals in de Hemel.
En terwijl je hiermee bezig bent, denk je dat de aarde niets goeds krijgt? Oh, je hebt
het verkeerd! De generaties rennen op een duizelingwekkend hellend vlak van kwaad.
Wie ondersteunt hen? Wie voorkomt dat zij worden verzwolgen in hun
76
duizelingwekkende vaart, zo zeer dat zij verdwijnen van het aardoppervlak? Herinner
je dat niet zo lang geleden de zee onder de aarde buiten haar grenzen ging en
dreigde hele steden te verzwelgen – en je eigen stad liep groot gevaar. Wie stopte die
kastijding? Wie stopte de wateren en drong hen terug binnen hun grenzen? Dit is
precies de grote tuchtiging die voorbereid wordt voor de kwaadaardige, roekeloze
race van de schepselen. De natuur zelf is zo veel kwaad beu en wil wraak nemen
omwille van de rechten van hun Schepper. Alle dingen in de natuur willen zich
werpen op de mens; de zee, het vuur, de wind, de aarde staan op ’t punt hun grenzen
te buiten te gaan om de generaties letsel toe te brengen en de generaties te treffen om
hen sterk te verzwakken.
En lijkt het jou van geen belang dat Ik jou roep, terwijl het menselijk ras wordt
overspoeld door onherstelbaar kwaad; en jou verheffend tussen Hemel en aarde en je
vereenzelvigend met mijn eigen acten, laat Ik je binnen rennen in mijn Wil om de act
voor te bereiden tegengesteld aan het zo vele kwaad dat de aarde overspoelt, terwijl
je het goede voorbereidt en probeert de mens te veroveren met mijn liefde, zijn
duizelingwekkende race te stoppen om hen het grootste te schenken wat het Licht van
mijn Wil is, zodat hij, omdat hij het kent, het zal opnemen als voeding om zijn
verloren krachten te herstellen en zodat hij, erdoor gesterkt, zal ophouden met zijn
roekeloosheid en hij weer ferme stappen zal zetten om niet langer te vervallen in het
kwaad”.
Toen verdween mijn Jezus en ik bleef meer verbitterd achter, peinzend over de
kwaadaardige, duizelingwekkende race van de schepselen en over de verwarring die
de natuur tegen hen zal veroorzaken. Terwijl ik weer ging bidden, kwam mijn Jezus
terug in een meelijwekkende toestand. Hij leek rusteloos. Hij kreunde, treurde. Hij
lag neer binnenin me, draaide zich nu eens naar rechts, dan weer naar links. Ik vroeg
Hem: “Jezus, mijn liefde, wat is er? O, alstublieft, U lijdt zo veel, laat ons deze pijnen
delen; wil niet alleen blijven. Ziet U niet hoeveel U lijdt en hoe U het niet meer op U
kunt nemen?”
Welnu, terwijl ik dit zei bevond ik me buiten mezelf in de armen van een priester.
Ofschoon de persoon echter leek op een priester, leek de stem die van Jezus. En Hij
zei: “Wij zullen een zeer lange reis gaan maken; wees aandachtig voor wat je ziet.”
En wij liepen zonder de aarde aan te raken. Aanvankelijk droeg ik Hem in mijn
armen, maar omdat ik gevolgd werd door een hond die me bijna wilde bijten, was ik
bang. Dus om mij te bevrijden van die angst, veranderden we de situatie en droeg Hij
mij. Toen zei ik: “Waarom deed U dit niet eerder? Ik was zo bang maar ik zei niets
omdat ik dacht dat het noodzakelijk was dat ik U droeg.
Nu ben ik tevreden want ik word nu gedragen in uw armen, dus kan er niets met mij
gebeuren. En ik bleef zeggen: “Jezus draagt me in zijn armen”. En Hij herhaalde: “Ik
draag Jezus in mijn armen”. Maar die hond bleef ons onze hele reis volgen. Hij greep
een van mijn voeten met zijn bek, maar hij beet niet...
77
De reis was lang en ik vroeg dikwijls: “Hoever moeten we nog?” En Hij: “Honderd
mijl”. Toen ik het weer vroeg zei Hij: “nog dertig” en zo verder tot we in de stad
aankwamen... Welnu, wie kan zeggen wat er onderweg te zien was? Op de ene plaats
waren van steden alleen ruines over; ergens anders waren plaatsen overstroomd en
steden stonden onder water. Op sommige plaatsen traden rivieren buiten hun oevers,
ergens anders vloedgolven van zee; en weer ergens anders braken bodemloze putten
van vuur open. Het kwam me voor dat alle elementen samenwerkten om de
menselijke generaties letsel toe te brengen en graven te vormen om hen te begraven.
Wat meer voorkwam onderweg en wat meer angstaanjagend was en
afschuwwekkend, was het kwaad van schepselen. Alles was duisternis wat van hen
uitging – dichte duisternis samen met rottende en giftige benauwdheid. Er was zoveel
duisternis dat je dikwijls zelfs niet kon weten waar je was. Alles leek schone schijn
en onbetrouwbaarheid en als er al iets goeds was, was het enkel oppervlakkig en
ogenschijnlijk, maar van binnen smeulden de grofste ondeugden en zij beraamden de
meest verraderlijke verleidingen om de Heer meer te mishagen – meer dan dat zij
openlijk kwaad bedreven. En dit door alle klassen van mensen, als een houtworm die
knaagt aan de wortel van het heil. Op andere plaatsen kon men revoluties zien, moord
op mensen vanuit een hinderlaag...
Maar wie kan alles verwoorden wat er te zien was? Dus moe van het gadeslaan van
zo veel kwaad herhaalde ik dikwijls: “Wanneer stoppen we met deze lange reis?” En
Degene die mij droeg antwoordde heel zwaarmoedig: “Nog iets meer – je hebt
immers nog niet alles gezien”.
Na veel last bevond ik me tenslotte binnenin mezelf in mijn bed. En mijn lieve Jezus
die bleef kreunen omdat Hij zoveel leed, strekte zijn armen naar mij uit en zei: “Mijn
dochter, schenk Me een beetje rust, want Ik kan niet meer.” En Hij legde zijn hoofd
op mijn borst en het leek of Hij wilde slapen. Maar zijn slaap was niet vredig en niet
wetend wat te doen, herinnerde ik me zijn allerheiligste Wil waarin volkomen rust is
en ik zei: “Mijn liefde, ik leg mijn intelligentie in uw Wil om uw ongeschapen
intelligentie te vinden, zodat ik, door de mijne in de Uwe te leggen, alle geschapen
intelligenties kan overschaduwen, zodat U kunt ervaren hoe uw schaduw geplaatst
wordt op alle geschapen breinen en U rust kunt vinden voor de heiligheid van uw
intelligentie. Ik leg mijn woord in uw Fiat om de schaduw van dat almachtige Fiat
tussen de menselijke stemmen te brengen, zodat uw adem en uw lippen kunnen
rusten. Ik leg mijn werken in de uwe om de schaduw en de heiligheid van uw werken
tussen de werken van de schepselen aan te brengen, om uw handen rust te geven. Ik
leg mijn kleine liefde in uw onmetelijke liefde, die ik aanbreng tussen de harten van
allen om uw vermoeide hart rust te schenken...
Terwijl ik dit bleef zeggen werd mijn Jezus kalm en viel zoetjes in slaap. Toen na een
tijdje werd Hij wakker, maar Hij was kalm en zich tegen mij aandrukkend zei Hij:
“Mijn dochter, Ik kon rusten omdat jij Me omgaf met de schaduw van mijn werken,
van mijn Fiat en van mijn liefde. Dit is de rust waarover Ik sprak na de schepping
van alles. En omdat de mens het laatst moest geschapen worden, wilde Ik in hem
78
rusten – dat betekent, krachtens mijn Wil handelend in hem, wat in hem de schaduw
van Mij vormde, deed hij Mij rust vinden en de vervulling van mijn werken. Maar dit
werd Mij niet gegund, omdat hij mijn Wil niet wilde doen. En tot Ik iemand vind die
van mijn Wil wil leven, wat mijn beeld in de ziel verbergt, als Ik mijn schaduw niet
vind kan Ik niet rusten omdat Ik mijn werken niet kan voltooien en niet de laatste
goddelijke hand kan leggen aan de hele Schepping. Daarom moet de aarde nodig
gezuiverd worden en vernieuwd, maar met hardhandige zuiveringen zodat velen hun
leven zullen verliezen. En jij, heb geduld en volg altijd mijn Wil”.
deel 16 – 8 april 1924
Het gemis van mijn lieve Jezus gaat door en ik breng mijn dagen door in een levend
vagevuur. Ik voel me sterven en toch sterf ik niet. Ik roep hem, ik word uitzinnig –
maar tevergeefs. Ik heb het gevoel dat een tragisch tafereel zich afspeelt in mijn
binnenste zodat, als het uitwendig kon gezien worden, zelfs de stenen tot medelijden
zouden worden bewogen en zouden wegsmelten tot tranen. Maar helaas, niemand
wordt tot medelijden bewogen, zelfs Jezus niet die altijd zegt dat Hij zo veel van me
houdt...
Maar op het toppunt van mijn lijden bewoog mijn geliefde Jezus, mijn Leven, mijn
Alles, zich in mijn binnenste en Hij vormde een wieg met zijn armen, wiegde me en
zei: “Slaap, kindje, slaap, slaap in de armen van je Jezus, slaap, mijn kleintje...”
En toen Hij zag dat ik, na in slaap te zijn gevallen weer wakker zou worden,
herhaalde Hij: “Slaap, kindje, slaap, mijn dochter...”
Dus niet in staat om weerstand te bieden, viel ik tegen mijn wil en wenend in een
diepe slaap. Toen, na uren slaap, zonder wakker te kunnen worden, hield Hij me
stevig vast, en drukte Hij op de plaats van mijn hart en liet me een enorm gewicht
voelen wat me verpletterde. Maar desondanks kon ik niet wakker worden. Ach,
hoeveel dingen had ik Hem willen zeggen, maar mijn slaap belette me dat. Toen na
een felle strijd tussen slapen en waken, zag ik dat mijn goede Jezus zeer veel leed –
zoveel dat Hij bijna stikte van de pijn en ik zei Hem: “Mijn liefde, U lijdt zo veel, tot
stikkens toe. En dan wilt U dat ik slaap? Waarom laat U me niet samen met U lijden?
En als U wilt dat ik slaap, waarom slaapt U dan niet samen met mij?”
En Jezus zei, heel gekweld: “Mijn dochter, de beledigingen die ze Me aandoen zijn
zo talrijk dat Ik verdrink in pijnen en als Ik die met jou wil delen, zou je er niet tegen
bestand zijn en niet in leven kunnen blijven. Voel je niet de zwaarte die ze Mij geven,
zo erg dat ze Mij verpletteren – een zwaarte die Ik, omdat Ik binnenin je ben,
onvermijdelijk met je deel? En als Ik samen met je had willen slapen, zou mijn
rechtvaardigheid zich vrij over de mens uitstortten en de wereld zou geplet worden.”
En terwijl Hij dit zei sloot, Jezus zijn ogen en het kwam mij voor dat de wereld
rondom geplet werd en dat alle geschapen dingen de orde van de Schepping verlieten.
Het water, de aarde, de bergen raakten onderling verward en werden moorddadig en
79
schadelijk voor de mens. Wie kan de grote onlusten verwoorden die plaats vonden?
Bevangen door schrik riep ik uit: “Jezus open uw ogen, slaap niet! Ziet U niet hoe
alle dingen worden verknoeid en tot wanorde vervallen?”
En Jezus weer: “Heb je ’ t gezien mijn dochter? Ik kan niet slapen. Alleen al door
mijn ogen te sluiten... als je eens wist hoeveel kwaad er dan geschiedt? Voor jou is
het nodig om te slapen zodat Ik niet zie dat je totaal zou bezwijken. Weet echter dat Ik
je in het centrum van mijn Wil plaats zodat ook jouw slaap een dijk kan zijn voor mijn
rechtvaardigheid die zich terecht uitstort over de mens.”
deel 16 – 11 april 1924
Ik bleef als verdoofd en slaperig. Mijn krachten verstonden niet langer iets; en als ik
al iets verstond tijdens een onderbreking, van wakker zijn, voelde ik een schaduw
rondom me heen die me totaal verborg, tot in mijn intiemste vezels en die me deed
verlangen en smachten naar de heilige Wil van God. Oh, wat ben ik bang dat ik zijn
allerheiligste Wil zou verlaten!
Welnu, van streek door de kastijdingen waarover Jezus me gesproken had en bij het
zien van de wanorde in geschapen dingen, hoorde ik ook van enige mensen van het
grote kwaad dat geschiedde deze laatste dagen in verschillende delen van de wereld
dat leidde tot de vernietiging van hele streken. Maar terwijl ik dit hoorde zei mijn
Jezus, bewegend in mijn binnenste: “Mijn dochter, dit is nog niets. Wij zullen
doorgaan met de zuivering van het oppervlak van de aarde. Ik walg zo, als Ik er naar
kijk, dat Ik de aanblik niet kan verdragen.” Meer dan ooit bleef ik bedrukt en het
vreselijk beeld van de wanorde van de natuur die ik de afgelopen dagen had gezien,
kwam levendig voor mijn geest... Toen terugkerend naar mijn gebed zoals
gewoonlijk, zei ik mijn aanbiddelijke Jezus: “Omdat U vast besloten bent om
kastijdingen te gebruiken en ik niet langer iets kan doen – noch lijden, noch mensen
de ellende besparen die zij verdienen – kon U me bevrijden van deze
slachtoffertoestand of die voor enige tijd opschorten. Ik zou tenminste anderen de
ellende besparen”. En Jezus: “Mijn dochter, Ik wil je niet mishagen, als je wilt dat Ik
het opschort, zal Ik dat doen.” En onmiddellijk vervolgde ik, bang dat ik mijn wil
zou doen: “Nee, nee, mijn liefde, U moet niet tegen me zeggen “als je wilt” U moet
eerder zeggen: “Ik ben degene die deze toestand op wil schorten. Het moet niet van
mijn wil uitgaan maar van uw Wil – dan zou ik het aanvaarden. Dus niet om mij
tevreden te stellen maar om toe te staan dat uw Wil in mij gedaan wordt”.
En Jezus weer: “Ik wil je niet mishagen, Ik wil je tevreden stellen. Als je wilt dat ik
het opschort zal Ik het doen. Weet echter dat de gerechtigheid zijn loop moet hebben
en jij en Ik moeten ons gedeeltelijk overgeven.
Er zijn bepaalde rechten van de rechtvaardigheid waar men niet buiten kan; maar
omdat Ik je plaatste in het centrum van mijn Wil, is het in deze slachtoffertoestand,
zelfs ofschoon je nu eens moet slapen, dan weer lijden, dan weer bidden, altijd een
80
belemmering voor mijn rechtvaardigheid om het verloop van de bijna totale
vernietiging van de dingen te voorkomen. In feite geldt dit niet alleen voor
tuchtigingen, maar voor ondergang.
Weet echter dat Ik je niet wil dwingen. Ik heb nooit van dwang gehouden; toen Ik op
aarde kwam en Ik naar Bethlehem wilde gaan om er geboren te worden, ging Ik
inderdaad van deur tot deur om een plaats te vinden waar Ik kon geboren worden,
maar Ik dwong niemand. Als Ik gewild had zou Ik, met mijn macht, dwang hebben
kunnen gebruiken om een minder oncomfortabele plaats te krijgen om geboren te
worden maar Ik wilde dat niet doen. Ik stelde Me tevreden met aan te kloppen en te
vragen om onderdak en zonder aan te dringen. Ik ging verder om bij andere deuren
aan te kloppen. En omdat niemand Me wilde ontvangen, was Ik tevreden met geboren
te gaan worden in een grot waar dieren Me vrij toegang gaven en voor ’t eerst hun
Schepper aanbaden, in plaats van iemand te dwingen me binnen te laten. De mensen
in Bethlehem moesten voor deze weigering een hoge prijs betalen, omdat zij nooit
meer het geschenk kregen, dat mijn zolen hun land betraden of dat ze Mij weer in hun
midden zagen. Ik hou van spontane dingen, geen gedwongen. Ik hou ervan dat de ziel
zich alles wat Ik wil eigen maakt, alsof het het hare is en niet het mijne en dat ze Me
uit vrije wil, met liefde, geeft wat Ik verlang. Dwang is voor slaven, voor dienaren en
voor degene die niet beminnen. Daarom ga Ik weg bij die zielen, net zoals bij de
mensen in Bethlehem die niet bereid waren Me binnen te laten in hen en Mij de volle
vrijheid te geven om te doen wat Ik ook met hen wilde”.
Toen ik dit hoorde zei ik: “Mijn Liefde, Jezus, ik wil niet gedwongen worden, maar
vrij wil ik in deze toestand blijven, zelfs ten koste van dodelijke pijnen. En U –
verlaat me nooit en schenk me de genade om altijd uw allerheiligste Wil te doen.
deel 16 – 23 april 1924
Ik bracht mijn dagen door in bitterheid over het gemis van mijn lieve Jezus met
daarbij een diepe slaap zodat ik zelf niet weet waar ik ben of wat ik doe. Ik voel de
schaduw van mijn Jezus om me heen, die me bijna hult in een harnas dat beweging
onmogelijk maakt, het leven van me afneemt en me verdooft en ik begrijp er niets
van...
Wat een pijnlijke verandering in mijn binnenste – ik die niet wist wat slaap was en
zelfs als een lichte slaap me overviel, verloor ik, zelfs in de slaap, niet de activiteit in
mijn binnenste. Ik was me bewust van de vezels van mijn hart en van mijn gedachten
om die aan Jezus terug te geven die me zo beminde, om Hem gezelschap te houden in
al de uren en pijnen van zijn Passie; of ik zwierf in de onmetelijkheid van zijn Wil
om Hem alles terug te geven en de acten die Hij verlangde van alle schepselen. En nu
is alles voorbij... Mijn Jezus, wat een bittere pijnen! Wat een smartelijke zee wilt U
mijn arme ziel laten bevaren! Oh, alstublieft, geef me kracht, verlaat me niet, laat me
niet in de steek!
81
Weet U nog dat U zelf zei dat ik klein ben, of liever de kleinste van allen, de
pasgeborene, en als U me verlaat, als U me niet helpt, als U me geen kracht meer
geeft, zal de pasgeborene zeker sterven...
Welnu, in deze toestand dacht ik bij mezelf: “Wie weet is het de duivel die deze
schaduw vormt en mij brengt in deze toestand van onbeweeglijkheid?” Maar terwijl
ik erover nadacht, voelde ik me meer dan ooit verpletterd onder een enorm gewicht.
En Mijn aanbiddelijke Jezus, in beweging in mijn binnenste, toonde Zichzelf terwijl
Hij de rand van een wiel dat Hij droeg, op mij plaatste en gekweld zei Hij: “Mijn
dochter, geduld, dit is het gewicht van de wereld dat ons verplettert. Toch één enkele
rand die op je rust, dient ervoor dat Ik geen einde maak aan de hele wereld. Ach, als
je eens wist hoeveel bedrog, hoeveel franje, hoeveel kwaad zij bedrijven en hoeveel
verborgen intriges naar de ondergang zij beramen, om ten onder te gaan onder eigen
mensen, wat het gewicht op mijn schouders zelfs doet toenemen, zo erg dat de
goddelijke rechtvaardigheid over stroomt...!
Daarom zal er veel kwaad zijn over de hele wereld. Als de vijand doet lijden,
verspreidt hij wanhoop, ongeduld, verwarring; daarentegen als Ik het ben stort Ik
liefde in, geduld en vrede, licht en waarheid. Voel je misschien ongeduld, wanhoop,
dat je bang bent dat het de vijand kan zijn?”
En ik: “Nee, mijn Jezus, integendeel. Ik heb het gevoel alsof ik duik in een
onmetelijke en diepe zee – uw Wil – en mijn enige angst is dat ik uit de afgrond van
deze zee zou raken. Maar terwijl ik vrees, voel ik de golven steeds hoger komen
zodat ik zelfs meer zink.
En Jezus: “En dit is waarom de vijand je niet kan benaderen – vanwege de golven
van de zee van mijn Wil die jou storten in de afgrond ervan – wees waakzaam en
houd je ver van zelfs de schaduw van de vijand. In feite weet hij niets van alles wat de
ziel doet en lijdt in mijn Wil en hij beschikt niet over de middelen, de wegen en de
deuren om er binnen te kunnen komen; integendeel, het is datgene wat hij het meest
verafschuwt. En als mijn wijsheid soms iets manifesteert van wat de ziel doet in mijn
Wil, voelt de vijand zo’n woede dat hij voelt hoe zijn helse pijnen worden
vermenigvuldigd, omdat mijn Wil, geliefd en tot vervulling gebracht in de ziel, het
Paradijs vormt; terwijl die, niet geliefd en niet tot vervulling gebracht, de hel vormt.
Daarom, als je beveiligd wilt zijn voor wat voor duivelse verleidingen dan ook, neem
mijn Wil ter harte en leef voortdurend in die Wil.”
deel 16 – 9 mei 1924
Ik bracht mijn dagen door in de diepste bitterheid en in diepe stilte van de kant van
Jezus en in bijna totaal gemis van zijn aanbiddelijke tegenwoordigheid. Dit zijn
82
onuitsprekelijke pijnen die ik lijd en ik geloof dat het beter is erover te zwijgen om
mijn wrede martelaarschap zelfs niet nog meer te verbitteren...
Na veel ellende toonde de gezegende Jezus zich vanmorgen in mijn binnenste en
vulde mij volledig met zichzelf; en ik, verrast door zijn onverwachte aanwezigheid
wilde gaan klagen bij Jezus over zijn afwezigheid, maar Hij gaf me geen tijd
daarvoor en heel gekweld zei Hij me: “Mijn dochter, hoe verbitterd voel Ik Mij. De
schepselen brengen drie spijkers bij Mij aan – niet in mijn handen maar in mijn Hart
en borst wat Mij dodelijke pijnen geeft. Zij bereiden drie samenzweringen voor, de
een nog lelijker dan de ander en met deze samenzweringen richten zij zich op mijn
Kerk. In zijn kwaad wil de mens zich niet overgeven; integendeel, hij wil zich zelfs
nog meer in de wedloop werpen.”
En terwijl Hij dit zei, toonde Hij geheime bijeenkomsten waarin sommigen
complotten smeedden om de Kerk aan te vallen; sommigen om nieuwe oorlogen te
veroorzaken en sommige nieuwe revoluties... Hoeveel afschuwwekkend kwaad kon
men zien. En mijn lieve Jezus ging verder: “Mijn dochter, is het niet terecht dat mijn
rechtvaardigheid de wapens opneemt tegen de mens om hem te raken en bijna om de
vele levens te vernietigen die de aarde vervuilen en hele regio’ s samen met hen laat
verdwijnen, zodat de aarde kan gezuiverd worden van zo vele schadelijke levens en
zovele geïncarneerde duivels die, vermomd door een dunne sluier van iets
ogenschijnlijk goeds, ruïnes plannen voor de Kerk en de maatschappij? Denk je dat
mijn afwezigheid voor jou iets onbeduidends is? Nee, nee, integendeel, hoe langer
mijn afwezigheid voor jou, des te zwaarder zullen de straffen zijn. En dan herinner je
hoeveel Ik je heb verteld over mijn Wil; dus het kwaad, de vernietiging zal dienen om
in vervulling te laten komen wat Ik je heb gezegd – dat mijn Wil moge komen regeren
op aarde. Maar Die wil die gezuiverd aantreffen en om die te zuiveren is vernietiging
nodig. Geduld daarom, mijn dochter, en verlaat nooit mijn Wil, omdat alles wat
binnenin jou gebeurt bijdraagt aan het werk: dat mijn Wil zal heersen en in triomf
moge regeren te midden van de mensen.”
Bij deze woorden van Jezus, gaf ik me over, ja maar hevig gekweld. De gedachte aan
het ernstige kwaad van de wereld en zijn afwezigheid zijn als een twee-snijdend
zwaard dat mij doodt en tot mijn grootste kwelling doet het me niet sterven. Toen liet
mijn lieve Jezus zich de volgende morgen in mijn binnenste zien alsof Hij opgesloten
was binnenin mij en Hij zei: “Mijn dochter, Ik heb me binnenin jou geplaatst en
vanuit jouw binnenste kijk Ik naar wat de wereld doet. In jou vind Ik de luchtstroom
van mijn Wil en Ik word gewaar dat Ik er kan zijn met de waardigheid die mijn
Persoon toekomt. Het is waar dat mijn Wil overal is maar – oh, hoeveel anders is het
om die aan te treffen als leven van het schepsel en het schepsel dat erin leeft!
Temidden van de schepselen, op andere plaatsen, ervaart mijn Wil zich als
geïsoleerd, beledigd, niet in staat het goede te dragen dat Die bezit en een leven te
vormen helemaal van Zichzelf en voor Zichzelf. Aan de andere kant, waar Die ook
een schepsel aantreft dat geen ander leven wil hebben dan mijn Wil, treft die
83
gezelschap aan, wordt Die bemind, draagt Die het goede uit dat Die bevat en schept
er vreugde in om die samen te brengen met de ziel, om een leven te vormen vanuit
Zichzelf en voor Zichzelf. En als Ik mijn eigen dingen in de ziel aantref – d.w.z. mijn
heiligheid, mijn Licht en mijn eigen Wil die in haar werkzaam is – tref Ik Mijzelf aan
met eerbetoon en waardigheid, net zoals in mijn Mensheid toen Ik op aarde leefde,
waarin mijn Godheid Die erin leeft a.h.w. werd geplaatst en bedekt met het kleed van
mijn Mensheid.
Op dezelfde wijze bedek Ik Mij met het kleed van de ziel die mijn Wil doet; Ik leef
verborgen binnen in haar als mijn eigen centrum en vanuit haar binnenste kijk Ik
naar kwaad van de schepselen en Ik ween en bid voor hen. En als Ik zie dat één van
hen mijn Wil bezit, ook op aarde, hoeveel kwaad en straf gebruik Ik niet of weinig
vanwege haar? Hoe dikwijls vernietig Ik hen op heterdaad en maak Ik een eind aan
hun leven vanwege het grote kwaad dat zij begaan... maar alleen door naar jou te
kijken en in jou mijn Wil te zien en zijn kracht, herpak Ik Mezelf en Ik zie ervan af.
Daarom mijn dochter, geduld en laat mijn Wil altijd volledig in jou leven.”
deel 16 – 13 mei 1924
Ik deed mijn gebruikelijke gebeden en terwijl ik me helemaal overgaf in de armen
van de verheven Wil, was ik van plan de goddelijke Majesteit te aanbidden. En mijn
Jezus die bewoog in mijn binnenste, nam mijn arme ziel in zijn armen en terwijl Hij
haar ophief tussen Hemel en aarde, aanbad Hij samen met mij het verheven Wezen;
en toen zei Hij: “Mijn dochter, ware en volmaakte aanbidding betekent de volmaakte
overeenstemming van de eenheid van de Wil van God met de ziel. Hoe meer de ziel
haar wil één maakt met die van haar Schepper, des te volkomener en volmaakter
haar aanbidding. En als de menselijke wil niet één is met de Goddelijke – nog
sterker, als die ver weg is van God – kan het geen aanbidding genoemd worden maar
schaduw, of een kleurloze schim die zelfs geen spoor nalaat. En als de menselijke wil
niet geneigd is om de kus van de eenheid van de verheven Wil te ontvangen, kan het
i.p.v. aanbidding belediging en verachting betekenen. De eerste act van aanbidding is
de Wil van haar Schepper te erkennen; als dit er niet is, aanbidt zij met woorden,
maar in feite beledigt en zondigt zij. En als je wilt weten wat het ware en volmaakte
voorbeeld van aanbidding is, kom dan met Mij mee te midden van de drie goddelijke
Personen.”
Ik weet niet hoe, maar Jezus hield me steviger vast en verhief mij hoger naar het
centrum van een oneindig Licht. Ik voelde me teruggebracht tot niets maar mijn
niets-zijn werd vervangen door een goddelijk leven dat vanuit Zichzelf veel
verschillende kleuren verspreidde van schoonheid, heiligheid, licht, godheid, vrede,
liefde etc; zodat mijn niets-zijn werd omgevormd tot die goddelijke kleuren zodanig
dat ze niet te herkennen waren en de Ene die mij verfraaid had, gelukkig maakte. En
84
mijn lieve Jezus vervolgde: “Zie je mijn dochter? De primaire act van de goddelijke
Persoon is de volmaakte overeenstemming van onze Wil. Onze Wil is zo verenigd dat
men de Wil van de Een niet kan onderscheiden van die van de Ander; zodanig dat
zelfs ofschoon onze Personen onderscheiden zijn – Wij zijn met Drieën – onze Wil
één is en deze ene Wil brengt een voortdurende act van volmaakte aanbidding voort
tussen de goddelijke Personen – de Een aanbidt de Anderen. Deze eenheid van Wil
brengt gelijkheid voort van heiligheid, licht, goedheid, schoonheid, kracht en liefde
en vestigt in Ons het ware rijk van orde en vrede en schenkt Ons onmetelijke vreugde
en geluk en oneindige gelukzaligheid. Daarom is de overeenstemming van de
menselijke wil met de Goddelijke Wil de eerste verbinding tussen Schepper en
schepsel; en van daaruit dalen de goddelijke deugden in haar af, als in een kanaal
dat in haar ware aanbidding en volmaakte liefde voor haar Schepper voortbrengt. En
oprijzend vanuit dat zelfde verbindingskanaal, ontvangt zij de verschillende nuances
van de goddelijke eigenschappen. En telkens als de ziel oprijst om te duiken in deze
eeuwige Wil, wordt zij verfraaid en verkrijgt zij veel meer nuances van goddelijke
schoonheid.
Daarom zeg Ik dat de ziel die mijn Wil doet mijn vermaak en mijn tevredenheid
vormt. Om Mij te amuseren neem Ik de penseel van mijn Wil in mijn handen en als zij
in mijn Wil duikt, werk Ik haar bij en Ik vermaak Me door met mijn aanraking nog
een nuance aan te brengen van mijn schoonheid, mijn heiligheid en van al mijn
eigenschappen. Dus voor Mij is in-haar-zijn als in de Hemel zijn. Ik tref dezelfde
aanbidding aan van de goddelijke Personen, mijn Wil, mijn Liefde. En omdat er altijd
wel iets te geven is aan het schepsel, ben Ik nu eens bezig als een vakbekwame
schilder, die mijn beeld in haar schildert; dan weer als een leraar die haar de
hoogste en verheven leerstukken bijbrengt; en dan weer als een geliefde die liefde
geeft en verlangt. Kortom, Ik benut en presenteer al mijn vaardigheden om Mij met
haar te vermaken. En als mijn liefde, beledigd door de schepselen, geen ruimte vindt
waar Ik kan schuilen, een ruimte waar Ik kan ontsnappen aan degenen die Mij
volgen, die Mij willen doden of Mij dwingen om weer terug te keren naar het
hemelgewelf – neem Ik mijn toevlucht in de ziel die Mijn Wil in zichzelf bevat en daar
vind Ik mijn kracht om Me te verdedigen, mijn liefde om Mij te beminnen, mijn vrede
om Mij rust te schenken. Ik vind er alles waar Ik naar verlang. Daarom bindt mijn
Wil alles samen – Hemel en aarde, en alle goeds – en die worden één en alleen van
hieruit wordt al het goede wat je je maar voor kunt stellen verspreid. Dus kan Ik
zeggen dat de ziel die mijn Wil doet alles voor Mij is, en dat Ik alles voor haar ben.”
Toen trok mijn aanbiddelijke Jezus zich terug in de diepte van mijn hart en Hij
verdween. Ik bleef getroost achter, ja, gesterkt maar ten prooi aan het verdriet zonder
Hem achter te blijven en zelfs zonder een woord te hebben gezegd over mijn
moeilijke toestand...
Ach ja, als men met Jezus is, troost de ziel zich dat zij Hem voor altijd zal bezitten en
zij heeft nergens behoefte aan; alle problemen verdwijnen en met Jezus komen er
85
alleen maar goede dingen aan. Maar als Hij zich terugtrekt, komen de problemen
terug en de pijn Hem te moeten missen wordt men zelfs nog scherper gewaar; dat
snijdt meedogenloos in haar arme hart en vernieuwt haar pijn en maakt die meer
intens.
Intussen verscheen mijn Jezus weer en zei me dat zijn hart één en al wond was als
door duizend steken en toen zei Hij: “Mijn dochter, ook jij bracht deze wonden aan
in mijn Hart. Toen je Me riep, verwondde je Me; als je overwoog dat je Mij moest
missen, riep je de wonden weer op, en als je leed omdat je Me miste, voegde je er nog
meer wonden aan toe.”
Toen ik dit hoorde zei ik: “Mijn liefde, als U eens wist hoe mijn hart bloedt om U en
hoe verwond en bitter ik me voel omdat ik U moet missen, zo erg dat ik het niet meer
kan verdragen. Dus, ik voel me meer verwond dan U.” En Jezus: “Laat ons eens zien
wie er meer verwond is – jij of Ik.”Dus Jezus bezocht het binnenste van mijn ziel en
toen vergeleek Hij mij met Zichzelf, om te zien wie er meer verwond was – ik of
Jezus. Tot mijn verrassing zag ik dat Jezus meer wonden had dan ik, hoewel ik er
meer dan genoeg had. En Jezus vervolgde: “Heb je gezien dat Ik meer verwond ben
dan jij? Weet echter dat er ware hiaten van liefde zijn vanwege dat je Me miste. Maar
vrees niet, want Ik voel Me verplicht om die op te vullen, omdat Ik weet dat je niet
kunt doen wat je doet als je samen met Mij bent. Dus omdat het niet jouw wil is om
deze hiaten van liefde te vormen, zal jouw Jezus ervoor zorgen dat ze opgevuld
worden. Eén vlucht in mijn Wil zal genoeg zijn om ons overeen te laten stemmen in
leven, zodanig dat overstromend, deze liefde zal stromen voor het heil van onze
broeders. Laat Mij daarom mijn gang gaan en vertrouw Mij.’
deel 16 – 19 mei 1924
Mijn arme geest zwierf rond in de onmetelijkheid van de verheven Wil. Het kwam
mij voor dat ik in een zee was en mijn hele wezen dronk grote slokken van het
heilzame water van de eeuwige Wil; nog sterker, het ging binnen via ieder deel – via
mijn oren, mond, ogen, neusgaten, de poriën van mijn lichaam ...
Welnu, terwijl ik in deze toestand was, bewoog mijn lieve Jezus in mijn binnenste en
zei: “Mijn dochter, mijn Wil is eeuwig en alleen voor wie er in leeft en de eeuwigheid
omhelst krijgen al haar acten, van de kleinste tot de grootste, bezield door een
eeuwige Wil, de waarde, de verdienste, de vorm van goddelijke en eeuwige acten. De
Goddelijke Wil ontledigt die acten van alles wat menselijk is en vult die met zijn Wil,
maakt die tot de Zijne en zet er zijn zegel op, die zo makend tot vele eeuwige en
goddelijke acten.”
Toen ik dit hoorde zei ik verbaasd: “Hoe is het mogelijk, oh mijn hoogste Goed, dat
alleen door te leven in uw Wil het schepsel dit grote goed kan krijgen – dat haar acten
eeuwig en goddelijk worden?” En Jezus: “Waarom ben je verbaasd? Het is zo
eenvoudig; de reden is dat mijn Wil eeuwig en goddelijke is en alles wat daar
86
vandaan komt, een boreling van een eeuwige en goddelijke Wil, kan niet losgemaakt
worden van het eeuwige en goddelijke, zo lang het schepsel haar menselijke wil
terzijde stelt om plaats te maken voor mijn Wil. Als zij dat doet, worden haar acten
gerekend bij de onze, zowel de grote als de kleine.
En dit gebeurde in de Schepping; hoeveel dingen, grote en kleine, werden er niet
geschapen – zelfs het kleine zaadje, het kleine insect...? Maar hoewel klein, kan men
niet zeggen dat mijn grote werken door deze verheven Wil werden geschapen en
daarom goddelijke werken zijn, terwijl de kleine niet geschapen zijn door een
goddelijke hand. En hoewel men zelfs kan zien dat alles wat in de atmosfeer werd
geschapen – de hemel de zon, de sterren enz. – altijd vast staan en stabiel zijn, terwijl
datgene wat hier beneden op aarde werd geschapen – bloemen, planten vogels enz –
onderhevig zijn aan de dood en weer geboren worden, dat zegt niets. Integendeel,
omdat zij werden geschapen door een eeuwige en Goddelijke Wil heeft ieder zaad het
vermogen zich te vermenigvuldigen, omdat alle dingen mijn scheppend en in stand
houdend vermogen bezitten.
Welnu, als alle geschapen dingen – groot en klein – geschapen krachtens mijn
almachtige Fiat – goddelijke werken kunnen worden genoemd, veel meer nog kan
men goddelijke en eeuwige acten die mijn Wil bewerkt in de ziel die haar menselijke
Wil aan de voeten van mijn Wil legt goddelijke en eeuwige acten noemen. Die geven
Mij volledige vrijheid om mijn Wil werkzaam te laten zijn. Ach, als schepselen een
ziel konden zien die mijn Wil binnenin haar laat leven, zouden zij verbazing
wekkende dingen zien als nooit tevoren.
Een God die in het cirkeltje van de menselijke wil werkt, is het grootste wat er kan
bestaan op aarde en in de Hemel. De Schepping zelf – oh hoe zou die achter blijven,
vergeleken bij de wonderen die Ik bewerkt in dit schepsel.
deel 16 – 24 mei 1924
Ik voelde me zo intens verbitterd omdat ik Jezus zo miste met de droeve twijfel dat
alles wat Jezus me had verteld en had bewerkt in mijn ziel niets anders zou zijn dan
mijn illusie, een list van de helse vijand...
Ik zei bij mezelf: “Als het was toegestaan en als al de geschriften in mijn handen
waren en in mijn macht – oh, hoe graag zou ik ze alle verbranden! Maar helaas, ik
kan er niet langer over beschikken, zij zijn in andermans handen; en als ik het zou
willen, zou het niet toegestaan zijn. Ach Jezus, red tenminste mijn ziel, laat me niet
verloren gaan! En omdat alles voorbij is – de relatie tussen mij en U – sta niet toe dat
mij het grootste ongeluk overkomt: uw allerheiligste en aanbiddelijke Wil, al is het
zelfs maar enigszins, niet te volbrengen...”
Welnu, terwijl ik dit overwoog, bewoog mijn aanbiddelijke Jezus in mijn binnenste.
De duisternis vluchtte voor zijn aanbiddelijke aanwezigheid, de twijfels verdwenen
en licht en vrede kwamen weer terug in mij. En mijn lieve Jezus zei: “Dochter van
87
mijn Wil, waarom twijfel je aan mijn werk in jou? En dan, twijfelen aan mijn Wil en
over wat Ik je verteld heb over mijn verheven Wil, is het meest absurde wat er
bestaat. De leer van mijn Wil is meer dan kristalhelder water genomen uit de heldere
bron van mijn Godheid; Het is meer dan een stralende zon die verlicht en verwarmt.
Het is een zeer klare spiegel en wie het grote goed zal krijgen om zich te spiegelen in
deze hemelse en goddelijke leer, zal geschokt worden en zal in zichzelf al de
welwillendheid ervaren om gezuiverd te worden van zijn smet en in staat zijn grote
slokken te drinken van deze hemelse leer en zo verfraaid te worden door zijn
goddelijke versieringen.
Je moet de oorzaak kennen, de reden waarom de goddelijke wijsheid en almacht het
Fiat in de schepping wilde uitspreken. Die kon alle dingen geschapen hebben zonder
een woord te zeggen, maar omdat Die wenste dat zijn Wil zou ademen over alle
dingen en deze dingen het vermogen zouden ontvangen van het goede dat het bevat,
sprak Die het “Fiat”uit.
En terwijl Die het uitsprak, gaf Die de wonderen van zijn Wil door, zodat alle dingen
mijn Wil bezitten als leven, regel, voorbeeld en leraar.
Mijn dochter, omdat het eerste woord van je God “Fiat” was, dat klonk in het
hemelgewelf – en Hij zei niets anders – betekent het dat alles aanwezig was in het
Fiat. Met het Fiat schiep Hij alles, stelde alles samen, ordende alles, sloot alles in,
bekrachtigde al het goede voor het heil van al degenen die zijn eeuwig Fiat niet
zouden verlaten. En toen Ik na alles geschapen te hebben, de mens wilde scheppen,
deed Ik niets anders dan het Fiat herhalen, alsof Ik hem vormde met mijn eigen Wil.
En toen vervolgde Ik: “Laat Ons de mens maken naar ons beeld en gelijkenis.
Krachtens onze Wil, zal hij onze gelijkenis binnenin zichzelf handhaven en ons beeld
mooi en ongeschonden bewaren.”
Kijk dan hoe de ongeschapen wijsheid Het wilde uitspreken – alsof Die niets anders
kon zeggen dan “Fiat” – zo belangrijk was deze les, zo verheven, noodzakelijk voor
allen. En dit Fiat hangt nog steeds in de lucht, boven de hele schepping, als behoeder
van mijn eigen werken, en als in actie om op aarde neer te dalen om de mens te
bekleden en om hem ooit weer in Zichzelf op te nemen, zodat hij kan terugkeren naar
waar hij vandaan kwam – dat betekent, komend vanuit mijn Wil, kan hij terugkeren
naar mijn Wil. In feite is het mijn Wil die alle dingen, door Mij geschapen, doet
terugkeren langs het zelfde pad waar ze vandaan kwamen, zodat zij naar Mij terug
kunnen keren, mooi, waardig en als in triomf gedragen, door mijn eigen Wil. Dus van
alles wat Ik je heb verteld over mijn Wil, is dit mijn doel geweest: dat mijn Wil
bekend wordt en gaat regeren op aarde. En wat Ik heb gezegd, zal geschieden. Ik zal
alles in ‘ t werk stellen om dit te verkrijgen, maar alles moet naar Mij terugkeren via
dat woord “Fiat”. God zei “Fiat” en de mens moet “Fiat” zeggen. In al zijn dingen
zal hij niets anders hebben dan de echo van mijn Fiat, het teken van mijn Fiat, de
werken van mijn Fiat om het goede te schenken wat mijn Wil inhoudt. Op deze wijze
zal Ik de volledige vervulling van de hele schepping verkrijgen.
88
Daarom begon Ik het werk van de bekendmaking, van de effecten, de waarde, het
heil, de verheven dingen die Mijn Wil bevat en hoe de ziel die dezelfde weg aflegt als
mijn Fiat, zo verheven vergoddelijkt, geheiligd, verrijkt zal blijven dat ze Hemel en
aarde verbaast bij het zien van het wonder van mijn Fiat werkzaam in het schepsel;
krachtens mijn Wil zal Ik nieuwe genaden uitdelen zoals nooit tevoren, stralender
Licht en ongehoorde wonderen, tevoren nooit gezien.
Ik ga te werk als een Leraar die de wetenschap die hij beheerst doceert aan zijn
leerling. Als hij zijn leerling onderricht is dat omdat hij van hem nog een leraar zoals
hijzelf wil maken. Dat doe Ik. Terwijl mijn verheven les mijn eerste woord “Fiat”
was, was het gebed wat Ik aanleerde: “Het Fiat op aarde zoals in de Hemel.”
Welnu, dat Ik doorging met je meer uitgebreide, heldere, verheven lessen te geven
over mijn Wil, heeft als reden dat Ik wil dat de leerling niet alleen wetenschap
verwerft, maar leraar wordt om anderen te onderrichten en dat niet alleen, maar ook
om al mijn bezittingen en goederen, mijn vreugden en mijn eigen geluk te verwerven.
Wees daarom aandachtig en trouw aan mijn onderrichtingen en verwijder je nooit
van mijn Wil”.
deel 16 – 29 mei 1924
Ik overwoog hoe mijn lieve Jezus in zijn glorieuze Hemelvaart terug ging naar de
Hemel en vandaar het verdriet van de apostelen die beroofd van zulk een groot goed
achter bleven; en mijn lieve Jezus bewoog in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter,
het grootste verdriet voor alle apostelen in hun hele leven was achter te blijven,
beroofd van hun Meester. Terwijl zij Mij zagen opstijgen ten Hemel, werd hun hart
verteerd door de pijn Mij te moeten missen; en deze was des te scherper en
indringender, omdat het geen menselijke pijn was – iets van de materie wat zij
verloren – maar een goddelijke pijn; het was God die zij verloren. En zelfs ofschoon
Ik mijn Mensheid had, werd Die terwijl Die opsteeg, vergeestelijkt en verheerlijkt;
daarom was al de pijn in hun zielen; en terwijl die volledig in hen binnendrong, gaf
die hun het gevoel dat zij verteerd werden door verdriet, en die vormde in hen een
zeer schokkend en pijnlijk martelaarschap. Maar dit alles was noodzakelijk voor hen.
Men zou kunnen zeggen dat zij tot dat ogenblik slechts aandoenlijke baby’s waren
qua deugd en kennis van goddelijke dingen en van mijn eigen Persoon. Ik zou kunnen
zeggen dat Ik in hun midden was en zij Mij niet echt kenden of Mij lief hadden. Maar
toen ze Mij ten Hemel zagen opgaan, deed de pijn van Mij te verliezen de sluier
scheuren en zij herkenden Mij met zoveel zekerheid als de ware Zoon van God, dat de
intense smart Mij niet langer in hun midden te zien, standvastigheid bracht in het
goede en kracht om alles te verdragen uit liefde voor Hem die zij hadden verloren.
Het bracht het Licht van goddelijke kennis; het verwijderde de luiers van hun
kindsheid en vormde hen tot onverschrokken mannen – niet langer angstig, maar
moedig... De pijn vormde hen om en schonk hun het ware karakter van apostelen.
89
Wat Ik niet kon verkrijgen met mijn aanwezigheid, verkreeg Ik door de pijn dat ze Mij
moesten missen.
Welnu, mijn dochter, een lesje voor jou.
Jouw leven kan genoemd worden een voortdurende pijn om Mij te verliezen en een
voortdurende vreugde om Mij te bekomen. Maar hoeveel verrassingen heb Ik je niet
bezorgd tussen de pijn van het verlies en de vreugde Mij weer te krijgen. Hoeveel heb
Ik je niet verteld. De pijn en het pijnlijk martelaarschap Mij te verliezen, maakte je
klaar en geschikt om de verheven lessen over mijn Wil te horen. Hoe dikwijls kwam
het jou in feite voor dat je Mij verloren had en terwijl je werd ondergedompeld in je
schokkende pijn, kwam Ik bij je terug met één van de mooiste lessen over mijn Wil en
Ik bezorgde je de nieuwe vreugde Mij weer terug te krijgen om je weer geschikt te
maken voor de borende pijn van mijn afwezigheid? Ik kan zeggen dat de pijn van Mij
beroofd te zijn in jou de uitwerking de waarde, de kennis, de basis van mijn Wil
teweegbracht. Het was nodig dat Ik zo met jou omging – d.w.z. zeer dikwijls naar je
toe komen en je ten prooi laten vallen aan de pijn van Mij beroofd te zijn. Omdat Ik
had bepaald dat Ik op een heel bijzondere wijze veel dingen over mijn Wil zou
duidelijk maken, moest Ik je prijs geven aan een voortdurende goddelijke pijn, omdat
mijn Wil goddelijk is en alleen op een goddelijke pijn kon Ik Zijn troon vestigen en
zijn rijk; en als een Meester deelde Ik de kennis van mijn Wil mee, in zoverre het
mogelijk is voor een schepsel. Velen zullen verbaasd zijn als ze horen van de
voortdurende bezoeken die Ik je bracht – wat Ik niet gedaan heb bij anderen – en van
je voortdurende pijn, Mij te moeten missen. Als je Me niet zo duidelijk had gezien,
zou je Me niet gekend hebben of Me niet zo hebben bemind, omdat ieder bezoek van
Mij extra kennis van Mij geeft en meer liefde; en hoe meer de ziel Mij kent en
liefheeft, hoe meer haar pijn wordt verdubbeld. En als Ik kom, blijf Ik intenser bij jou
pijn veroorzaken, omdat Ik verlang dat mijn Wil niet te kort schiet in het grootmoedig
oproepen van pijn die de ziel vastberaden en sterk maakt, zodat mijn Wil mijn
stabiele woning in haar kan bouwen en haar voortdurend nieuwe lessen over mijn
Wil kan geven. Daarom herhaal Ik – laat Mij begaan en vertrouw Mij.”
deel 16 – 1 juni 1924
Vanmorgen bevond ik me buiten mezelf en ik zag mijn kort geleden overleden
biechtvader met veel mensen om zich heen die heel aandachtig waren en a.h.w. in
verrukking naar hem luisterden; en hij sprak en sprak en zo in vuur en vlam dat hij
anderen in vuur en vlam zette. Ik kwam nader bij om te luisteren wat hij zei en tot
mijn verbazing hoorde ik dat hij alles zei wat de gezegende Jezus mij had gezegd –
zijn zuiverheid van liefde, de grote toegeeflijkheid van Jezus tegenover mij. En als hij
sprak over de liefdeslisten van Jezus voor mij, straalde hij licht uit, zo hevig dat hij in
dat licht bleef omgevormd; en niet alleen hij zelf maar ook degenen die naar hem
90
luisterden. Ik stond verbaasd en zei bij mezelf: “De biechtvader deed dit niet alleen
bij leven – dingen van mijn ziel aan anderen vertellen – maar hij doet dit ook na zijn
dood, in het andere leven... “En ik wachtte tot hij ophield met spreken om hem te
benaderen en hem te spreken over wat moeilijkheden van mij; maar hij hield niet op
en ik bevond me weer in mezelf.
Zoals gewoonlijk volgde ik mijn geliefde Jezus in zijn Passie, om Hem
genoegdoening te geven en eerherstel en zijn pijnen tot de mijne te maken. En Jezus
kwam in beweging in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, hoeveel goeds verkrijgt
de ziel door Mij te gedenken en alles wat Ik deed, leed en zei in mijn leven. Door
medelijden met Mij en mijn intenties eigen te maken en stuk voor stuk mijn pijnen,
werken en woorden te gedenken, roept ze die op in haar zelf en ordent die nauwgezet
binnenin haar ziel, zodat zij in de vruchten gaat delen van alles wat Ik deed, leed en
zei.
Dit brengt een soort goddelijke vochtigheid binnenin de ziel waarin de zon der
genade vreugde vindt om op te komen en hemelse dauw te verwekken uit kracht van
die vochtigheid. En deze dauw verfraait de ziel niet alleen op een prachtige wijze,
maar die heeft het vermogen de stralen van de brandende zon van mijn goddelijke
rechtvaardigheid te milderen als die zielen, opgebrand door het vuur van de zonde,
aantreft en op ’ t punt staat hen te raken, te verbranden en hen meer en meer te doen
verwelken. Door die stralen te milderen gebruikt die deze goddelijke dauw om een
weldadige dauw te vormen om te voorkomen dat de schepselen geraakt worden en het
wordt levensnoodzakelijke vochtigheid om die niet te laten verdorren. Oh, hoe staat
de natuur daarvoor symbool als, na een dag van brandende zon, de planten op ’t punt
staan te verdorren; en een vochtige nacht is genoeg opdat de zon, opkomend na die
vochtigheid, dauw teweegbrengt en in plaats van die te laten sterven, dient zijn
warmte om die vruchtbaar te maken en hun vruchten tot volledige rijping te brengen.
Dit gebeurt nog verrassender in de bovennatuurlijke orde. De herinnering is het
begin van alle goeds, De herinnering geeft vele slokjes aan de ziel om haar leven te
schenken. Als goede dingen worden vergeten, verwoesten die het vitale vermogen
voor de ziel; die verliezen hun aantrekkingskracht, dankbaarheid, instemming,
achting, liefde en waarde. En deze herinnering brengt niet alleen de oorsprong voort
van alle goeds in het leven, maar ook na de dood brengt die de oorsprong van de
glorie teweeg.
Heb je je overleden biechtvader niet gehoord – hoe hij vreugde vond in het spreken
over de genaden die Ik jou heb geschonken? Dat komt omdat hij tijdens zijn leven
zorgde dat hij erover hoorde, het zich herinnerde en zijn innerlijk bleef zo gevuld
daarmee dat ’t naar buiten stroomde. En nu, hoeveel goeds bracht dit hem in het
andere leven? Het is voor hem als een bron van heil dat overvloeit voor het heil van
anderen. Dus, hoe meer de ziel zich alles herinnert wat Mij toebehoort, mijn
genaden, de lessen die Ik haar gegeven heb, des te meer groeit de bron van alle
goeds van Mij binnenin haar, zo sterk dat, niet in staat alles te bevatten, het over
stroomt voor het heil van anderen.
91
deel 16 – 6 juni 1924
Ik zat midden in mijn gebruikelijke en moeilijke pijnen van het gemis van Jezus. Ik
ervaar hoe ik gegeseld word door een rechtvaardigheid die mij straft met grote
strengheid, met zelfs geen schaduw van medelijden. Oh, straffende rechtvaardigheid
van God, hoe vreselijk zijt gij! Maar Gij zijt zelfs nog vreselijker, als Ge U verbergt
voor degene die U liefheeft! Uw pijnen zouden lieflijker zijn voor mij, als mijn Jezus
bij me zou zijn. Terwijl Gij me straft, zelfs als Ge mij verscheurt... Oh, hoe ween ik
over mijn lot. Sterker nog, ik zou willen dat Hemel en aarde – iedereen – met mij zou
wenen over het lot van de arme banneling, die niet alleen ver weg van haar vaderland
leeft, maar ook wordt verlaten door haar Jezus die haar enige troost was – de enige
steun in haar langdurige ballingschap.
Welnu, terwijl mijn hart zwom in de bitterheid van de pijn, toonde mijn aanbiddelijke
Jezus zich in mijn binnenste, terwijl Hij alles beheerste. Het leek of Hij vele teugels
in zijn handen had en iedere teugel was verbonden met een menselijk hart. Dus er
waren net zoveel teugels in zijn handen als er schepselen bestaan. En toen zei Hij mij:
“Mijn dochter, de route is lang; sterker nog, ieder leven van een schepsel is een
apart pad, daarom ligt het voor de hand om veel te lopen en over vele paden. Jij zult
degene zijn die al deze wegen zal afleggen, omdat jij mijn Wil in jou moet insluiten en
alles moet insluiten wat Die bevat en jij hoort alle routes van ieder schepsel af te
leggen samen met mijn Wil. Daarom heb je in mijn Wil veel te doen en te lijden.”
Toen ik dit hoorde, bezwaard en moe als ik was, zei ik: “Mijn Jezus, dit is te veel;
wie gaat dit doen? Ik ben al moe genoeg; en dan, U laat me alleen en zonder U kan ik
niets... Ach, als Ik U maar altijd bij me had, dan zou ik het kunnen, maar helaas, U
laat me alleen en ik kan niets.” En Jezus vervolgde: “Toch ben Ik in je hart om alles
te leiden en al deze paden werden door Mij afgelegd. Ik sloot alles in: Ik laat zelfs
geen harteklop of pijn van een schepsel ontsnappen. En je moet weten dat omdat je in
jou mijn Wil moet insluiten als levenscentrum is het nodig dat mijn verheven Wil in
jou alle routes aantreft en alles wat jouw Jezus deed, omdat dat alles er niet van los
gemaakt kan worden. Het is al genoeg één enkel ding dat het bevat niet te accepteren
om te beletten het centrum te vormen en het volledige beheer te voeren en omdat het
zijn oorsprong heeft in jou om zich bekend te maken en over anderen te heersen. Dat
heeft Het van zichzelf maar niet van jou. Zie dan, hoe noodzakelijk het is dat je allen
in je armen sluit en de routes van allen aflegt, jezelf belastend met de lasten, de
pijnen en de acten van allen, als je wilt dat de majesteit van mijn Wil in jou afdaalt en
zijn weg binnenin jou volgt.”
Verrast toen ik dit hoorde zei Ik: “Mijn Liefde, wat zegt U? U weet hoe arm ik ben en
in welke toestand ik me bevind. En dan, hoe kan ik alles van uw Wil insluiten?
Hoogstens kan ik er in leven door uw genade, maar Die insluiten is onmogelijk. Ik
ben te klein en ik kan een oneindige Wil niet bevatten.”
En Jezus: “Mijn dochter, het lijkt of je niet wilt begrijpen: Degene die deze Wil in jou
wil insluiten, moet jou de genade en het vermogen geven om Die te bevatten. Sloot Ik
92
immers niet mijn hele Wezen in de schoot van mijn hemelse Mama? Sloot Ik Mezelf
misschien ten dele op, liet Ik een deel van Mijzelf achter in de Hemel? Zeker niet. En
was Zij niet door Mijzelf op te sluiten in haar schoot, de eerste die deel nam aan alle
acten van haar Schepper en aan alle pijnen, Zich vereenzelvigend met Mij om niets
weg te laten van wat Ik deed? Was Zij niet mijn beginpunt, van waaruit Ik kwam om
Mijzelf aan andere schepselen te geven? Als Ik dit deed met mijn onafscheidelijke
Mama om af te dalen naar de mens en mijn Verlossing te voltrekken, kan Ik dat dan
niet ook doen met nog een schepsel, als Ik haar de genade en het vermogen schenk
om mijn Wil in te sluiten en haar laat delen in alle acten die Die bevat om Zijn leven
te vormen en uit haar te komen als uit een tweede Moeder, om Mij bekend te maken
en het “Fiat Voluntas Tua” te voltrekken op aarde zoals in de Hemel?
Wil jij dan niet het oorspronkelijk punt van mijn Wil zijn? Maar – oh, hoe veel kostte
het mijn Koningin Moeder om de oorsprong te zijn van mijn verschijning op aarde!
Zoveel zal het beginpunt van mijn Wil jou kosten, dat Die zal verschijnen te midden
van schepselen.
Wie alles moet geven, moet alles insluiten; men kan niet geven wat men niet bezit.
Daarom, mijn dochter, neem alles wat betreft mijn Wil en wat voor jou passend is om
te doen niet licht op, zodat Die zijn leven in jou kan vormen. Het is datgene wat Mij
het meest interesseert en je moet aandachtig zijn om mijn onderrichtingen te volgen.”
Einde deel 16